ECLI:NL:GHAMS:2018:4305

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 november 2018
Publicatiedatum
26 november 2018
Zaaknummer
23-000219-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake opzettelijk gebruik maken van een niet op naam gesteld reisdocument

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1980, was aangeklaagd voor het opzettelijk en wederrechtelijk gebruik maken van een niet op zijn naam gesteld reisdocument, specifiek een nationale identiteitskaart van Polen. Dit document was ter controle aangeboden aan een ambtenaar op de luchthaven Schiphol op 29 december 2017. De politierechter had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, maar kwam tot de conclusie dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan. De bewezenverklaring was gebaseerd op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen waren vervat. Het hof oordeelde dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsloten. De verdachte werd schuldig bevonden aan het opzettelijk gebruik maken van een niet op zijn naam gesteld reisdocument.

Bij de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan. Het hof benadrukte het maatschappelijk belang van vertrouwen in reisdocumenten en oordeelde dat de verdachte het vertrouwen dat in dergelijke documenten moet kunnen worden gesteld, had geschonden. Daarom werd de gevangenisstraf van twee maanden, zoals eerder opgelegd door de politierechter, bevestigd. Het hof heeft tevens bepaald dat de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000219-18
datum uitspraak: 21 november 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het
vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 12 januari 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15-260571-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1980,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 7 november 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek
van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 december 2017 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer opzettelijk en wederrechtelijk gebruik heeft gemaakt van een niet op zijn naam gesteld reisdocument en/of identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht, te weten een (nationale) identiteitskaart van Polen (voorzien van het nummer [nummer], op naam gesteld van [naam], geboren op [geboortedatum 2] 1992), door welk gebruik hierin bestond dat hij, verdachte,
voornoemd document ter controle heeft aangeboden aan een ambtenaar belast met de uitoefening
van de grensbewaking, althans aan een persoon belast met enig toezicht op de Luchthaven Schiphol.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere kwalificatie
komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 29 december 2017 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een niet op zijn naam gesteld reisdocument, te weten een (nationale) identiteitskaart van Polen voorzien van het nummer [nummer], op naam gesteld van [naam], geboren op [geboortedatum 2] 1992, welk gebruik hierin bestond dat hij, verdachte, voornoemd document ter controle heeft aangeboden aan een ambtenaar belast met de uitoefening van de grensbewaking op de Luchthaven Schiphol.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk gebruik maken van een niet op zijn naam gesteld reisdocument

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het gebruik van een niet op zijn naam gesteld reisdocument. Aldus heeft hij gehandeld in strijd met het maatschappelijk belang dat erop vertrouwd
kan worden dat degene die een reisdocument gebruikt, degene is aan wie dat document door de overheid is afgegeven. De verdachte heeft het vertrouwen dat in zulke documenten moet kunnen worden gesteld geschonden. Doorgaans wordt voor een dergelijk feit, aan een
first offender, een gevangenisstraf voor
de duur van twee maanden opgelegd. Het hof ziet in dit geval geen aanleiding hiervan af te wijken.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf, zoals opgelegd door de politierechter en gevorderd door de advocaat-generaal, passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.E. Kleene-Krom, mr. S. Clement en mr. J. Piena, in tegenwoordigheid van D. de Jong, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 21 november 2018.
[…]
.