In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 15 november 2017 was gewezen. De verdachte, geboren in Polen in 1980, was aangeklaagd voor twee gevallen van winkeldiefstal. In de eerste zaak, met parketnummer 13-147887-17, werd de verdachte beschuldigd van het stelen van acht blikken bier en een verpakking Amaretto Creamcocktail uit een Aldi-winkel op 3 augustus 2017. In de tweede zaak, met parketnummer 13-210772-17, werd hij beschuldigd van het stelen van meerdere winkelgoederen, waaronder Mentos en borduurnaalden, uit een Albert Heijn-winkel op 24 oktober 2017.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 7 november 2018 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de politierechter in eerste aanleg het vonnis had gebaseerd op een opsomming van onuitgewerkte bewijsmiddelen, wat heeft geleid tot de vernietiging van het vonnis. Het hof heeft de tenlasteleggingen beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte schuldig was aan de diefstallen zoals ten laste gelegd. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlasteleggingen die niet bewezen konden worden.
De strafbaarheid van de verdachte werd bevestigd, en het hof heeft de straf bepaald op een gevangenisstraf van twee weken, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, evenals met het strafblad van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten. Het hof heeft de verdachte gewaarschuwd dat verdere strafbare feiten tijdens de proeftijd tot een andere beslissing kunnen leiden.