In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 26 februari 2018 was gewezen. De verdachte, geboren in Macedonië in 1993, was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis, voor mishandeling. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, maar de straf aangepast. De zaak kwam ter terechtzitting in hoger beroep op 7 november 2018, waar het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsman. De raadsman pleitte voor een verlaging van de taakstraf naar 30 uren, met de mogelijkheid van voorwaardelijke oplegging, en benadrukte de spijt van de verdachte en de bijzondere relatie met het slachtoffer.
Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan mishandeling door het slachtoffer een harde stomp in het gezicht te geven, wat leidde tot letsel. Het hof hield rekening met de omstandigheden waaronder het feit was gepleegd, waaronder de vriendschap tussen de verdachte en het slachtoffer, die eerder geld van de verdachte had gestolen. Ondanks de bijzondere relatie, rekende het hof het de verdachte aan dat hij de lichamelijke integriteit van het slachtoffer had geschonden. Het hof besloot uiteindelijk tot een voorwaardelijke taakstraf van 30 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren werd verricht. De beslissing werd gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.