ECLI:NL:GHAMS:2018:4294

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 oktober 2018
Publicatiedatum
26 november 2018
Zaaknummer
23-000877-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de zaak van winkeldiefstal

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 12 januari 2018 was gewezen. De verdachte, geboren in 1967, was beschuldigd van winkeldiefstal, waarbij hij op 8 november 2016 in Amsterdam meerdere Ariel pods en een kaiserbroodje had weggenomen, toebehorende aan Albert Heijn. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat dit slechts een aantekening bevatte en niet voldeed aan de vereisten van artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen heeft gepleegd. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde werd niet uitgesloten, en het hof heeft vastgesteld dat de verdachte strafbaar is. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een taakstraf van 40 uur gevorderd, terwijl de raadsvrouw pleitte voor een taakstraf in verband met de positieve ontwikkeling in het leven van de verdachte, die hulp zocht voor zijn verslavingsproblematiek.

Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in overweging genomen, evenals de recidive van de verdachte. Het hof heeft besloten om een taakstraf van 40 uur op te leggen, in plaats van een gevangenisstraf, om de positieve ontwikkeling van de verdachte niet te onderbreken. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 22c, 22d, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde. Het arrest is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier D. de Jong, en mr. V. Mul was buiten staat om het arrest te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000877-18
datum uitspraak: 25 oktober 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 12 januari 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-228646-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 25 oktober 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 8 november 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen meerdere Ariel pods en een kaiserbroodje, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Albert Heijn, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 8 november 2016 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen meerdere Ariel pods en een kaiserbroodje toebehorende aan Albert Heijn;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte (bij verstek) voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde feit zal worden veroordeeld tot taakstraf voor de duur van 40 uur subsidiair 20 dagen hechtenis.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting aangevoerd dat de verdachte bezig is zijn leven te beteren. De verdachte is verslaafd maar zoekt daarvoor hulp, er worden stappen ondernomen met behulp van de reclassering om een stabiele leefsituatie te creëren en de verdachte verblijft momenteel bij het Leger des Heils. Indien de verdachte een gevangenisstraf opgelegd zou krijgen zal deze positieve ontwikkeling worden doorbroken. Door de raadsvrouw wordt daarom verzocht een taakstraf op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal. Een dergelijk feit veroorzaakt naast schade hinder en overlast voor de gedupeerde. Bovendien heeft de verdachte er met zijn handelwijze blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendommen van anderen.
Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie van 12 oktober 2018 blijkt bovendien dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van (vermogens)misdrijven.
In het voordeel van de verdachte zal het hof echter rekening houden met de omstandigheid dat het leven van de verdachte een wending ten goede lijkt te nemen en hij hulp zoekt voor zijn verslavingsproblematiek. Een, in beginsel passend te achten gevangenisstraf als opgelegd door de rechtbank, zou deze positieve ontwikkeling doorkruisen
Het hof zal daarom volstaan met het opleggen van een taakstraf van na te melden duur die passend en geboden wordt geacht.
In het voorgaande ligt besloten dat gelet op de ernst van het feit en de omstandigheid dat sprake is van recidive, niet, als bepleit door de raadsman, kan worden volstaan met een taakstraf van lagere duur.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. M.M.H.P. Houben en mr. V. Mul, in tegenwoordigheid van D. de Jong, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 25 oktober 2018.
mr. V. Mul is buiten staat dit arrest te ondertekenen.