In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 12 januari 2018 was gewezen. De verdachte, geboren in 1967, was beschuldigd van winkeldiefstal, waarbij hij op 8 november 2016 in Amsterdam meerdere Ariel pods en een kaiserbroodje had weggenomen, toebehorende aan Albert Heijn. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat dit slechts een aantekening bevatte en niet voldeed aan de vereisten van artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen heeft gepleegd. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde werd niet uitgesloten, en het hof heeft vastgesteld dat de verdachte strafbaar is. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een taakstraf van 40 uur gevorderd, terwijl de raadsvrouw pleitte voor een taakstraf in verband met de positieve ontwikkeling in het leven van de verdachte, die hulp zocht voor zijn verslavingsproblematiek.
Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in overweging genomen, evenals de recidive van de verdachte. Het hof heeft besloten om een taakstraf van 40 uur op te leggen, in plaats van een gevangenisstraf, om de positieve ontwikkeling van de verdachte niet te onderbreken. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 22c, 22d, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde. Het arrest is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier D. de Jong, en mr. V. Mul was buiten staat om het arrest te ondertekenen.