ECLI:NL:GHAMS:2018:4293

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 november 2018
Publicatiedatum
26 november 2018
Zaaknummer
23-001093-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van bedreiging in hoger beroep na onderzoek ter terechtzitting

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van bedreiging van een slachtoffer op 11 juni 2017 in Amsterdam. De tenlastelegging hield in dat de verdachte dreigende woorden had geuit, waaronder "Ik ga jullie doodschieten". Tijdens de zittingen op 25 september en 25 oktober 2018 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte gehoord. De advocaat-generaal stelde dat de uitlatingen van de verdachte als bedreigend konden worden beschouwd, terwijl de raadsman betoogde dat de woorden niet gericht waren tegen het slachtoffer, maar tegen de verbalisanten die de verdachte hadden aangehouden. Het hof heeft de zaak zorgvuldig onderzocht en geconcludeerd dat de woorden van de verdachte niet tegen het slachtoffer waren gericht, maar tegen diens collega's. Hierdoor kon niet worden vastgesteld dat er sprake was van een bedreiging zoals in de tenlastelegging was gesteld. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle rechtsvervolging. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof, waarbij mr. V. Mul niet in staat was het arrest te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001093-18
datum uitspraak: 8 november 2018
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 26 maart 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-701950-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 25 september 2018, 25 oktober 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 11 juni 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer], een of meermalen, dreigend de woorden toe te voegen "Ik ga jullie doodschieten, je kent me en ik doe het" en/of "Ik ga jullie schieten", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.
Vrijspraak van het tenlastegelegde

Vrijspraak

De advocaat-generaal heeft gerekwireerd dat het tenlastegelegde feit bewezen kan worden geacht omdat – zakelijk weergegeven- de uitlatingen van de verdachte bedreigend van aard waren. Ook zijn in het proces-verbaal de omstandigheden beschreven waaronder bij [slachtoffer] de vrees is ontstaan dat de bedreiging ten uitvoer zou kunnen worden gelegd.
De raadsman heeft ontslag van alle rechtsvervolging van het ten laste gelegde feit bepleit. Daartoe heeft hij – onder meer – aangevoerd dat de bewoordingen van de verdachte niet gericht waren tegen verbalisant [slachtoffer], maar tegen de verbalisanten die de verdachte hebben aangehouden. Niet kan buiten twijfel worden vastgesteld dat er sprake was van een bedreiging die, gelet op de omstandigheden, bij [slachtoffer] een redelijke vrees voor ten uitvoer kon opwekken.
Het hof beschouwt het verweer van de raadsman ambtshalve als strekkend tot vrijspraak en overweegt als volgt.
Het hof leidt uit het dossier, in het bijzonder het proces-verbaal aangifte (dossierpagina’s 3 en 4) en het proces-verbaal aanhouding opgemaakt door politieambtenaar [slachtoffer] (dossierpagina’s 15 en 16) af dat de in de tenlastelegging gebezigde woorden, dan wel woorden van gelijke aard en strekking inderdaad zijn geuit door de verdachte.
Deze uitlatingen waren echter blijkens deze stukken niet gericht tegen [slachtoffer] maar tegen diens collega’s die de verdachte hebben aangehouden in verband met een andere verdenking. Daarom kan niet worden gezegd dat [slachtoffer] is bedreigd als bedoeld in de tenlastelegging.
Dit leidt tot de conclusie dat niet wettig bewezen kan worden hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken.
Voorwaardelijk verzoek
De raadsman heeft het voorwaardelijke verzoek gedaan verbalisanten [naam] en [slachtoffer] als getuige te horen in het geval het hof het tenlastegelegde bewezen zou achten en de verdachte strafbaar.
Nu, gelet op het voorgaande, niet is voldaan aan de in het verzoek geformuleerde voorwaarde zal het hof hierop geen beslissing nemen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.M.H.P. Houben, mr. V. Mul en mr. F.M.D. Aardema, in tegenwoordigheid van D. de Jong, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 8 november 2018.
mr. V. Mul is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
[…]