Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
primair:
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [appellant], en zijn werkgever, Lundi Finance B.V., over de vaststelling van het salaris per 1 september 2011 en de verjaring van vorderingen tot achterstallig loon. De appellant, die sinds 9 juli 2001 in dienst is bij Lundi Finance, vordert een vaststelling van zijn salaris op basis van de Horeca-cao's, waarbij hij stelt dat hij recht heeft op een hoger loon dan hem feitelijk is betaald. De kantonrechter had eerder geoordeeld dat de vordering tot betaling van loon over de periode vóór 1 september 2011 was verjaard, maar dat de appellant recht had op het bij zijn functiegroep behorende salaris per 1 september 2011. In hoger beroep heeft het hof de grieven van de appellant verworpen, waarbij het hof oordeelde dat de systematiek van de Horeca-cao's niet toestaat dat het salaris van de appellant alsnog wordt vastgesteld op basis van niet doorgevoerde verhogingen uit het verleden. Het hof heeft de eerdere uitspraak van de kantonrechter bekrachtigd, maar de passage over het aantal vervulde dienstjaren in het eindvonnis vernietigd. Het hof heeft bepaald dat het minimale loon dat Lundi Finance aan de appellant verschuldigd was per 1 september 2011 € 1.509,62 bruto bedraagt. De appellant is in de proceskosten veroordeeld.