Uitspraak
mr. M.J.W. Hoek, kantoorhoudende te Alphen aan den Rijn,
mr. W.H.A.M. van den Muijsenbergh, kantoorhoudende te Rotterdam.
Het verloop van het geding
Gerechtshof Amsterdam
In deze beschikking van de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam, gedateerd 2 februari 2018, wordt een verzoek behandeld tot toekenning van beloning aan de vereffenaars van de besloten vennootschap [B]. De zaak betreft de vereffening van [B], die op 30 mei 2011 is opgehouden te bestaan. De vereffening werd heropend op verzoek van mr. R.H.A.M. van Hövell tot Westerflier, die door de rechtbank Den Haag was benoemd als vereffenaar. De Ondernemingskamer heeft eerder mr. E.W.J.H. de Liagre Böhl benoemd als vereffenaar in 2001. De verzoeker, [A], heeft bezwaar gemaakt tegen de toekenning van de verzochte beloning aan de vereffenaars, met als argument dat er geen activiteiten zijn verricht door De Liagre Böhl en dat de vordering tot betaling van een eerdere declaratie door verjaring is tenietgegaan. De Ondernemingskamer overweegt dat de vereffenaars recht hebben op een beloning op basis van artikel 2:23 lid 2 BW, en dat de Ondernemingskamer bevoegd is om deze beloning toe te kennen, ook aan Van Hövell tot Westerflier, ondanks dat hij door de rechtbank was benoemd. Uiteindelijk kent de Ondernemingskamer een beloning toe van € 992,59 aan De Liagre Böhl en € 12.409,98 aan Van Hövell tot Westerflier, en wijst het overige verzoek af.