ECLI:NL:GHAMS:2018:4231

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 november 2018
Publicatiedatum
20 november 2018
Zaaknummer
23-004301-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht door de verdachte jegens zijn echtgenote met een mes

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 2 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1976, werd beschuldigd van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht jegens zijn echtgenote. De tenlastelegging betrof een incident op 10 mei 2017, waarbij de verdachte zijn echtgenote bedreigde met een aardappelschilmesje en daarbij dreigende woorden uitsprak. Tijdens de zittingen in hoger beroep op 11 en 19 oktober 2018 heeft de verdachte verklaard dat hij geen mes op haar keel heeft gezet, maar enkel twee messen heeft getoond in een relaxte sfeer. De aangeefster daarentegen heeft verklaard dat de verdachte haar daadwerkelijk bedreigde met het mes en haar belemmerde in haar vrijheid.

Het hof heeft de verklaringen van de aangeefster en getuigen als geloofwaardig beoordeeld en heeft de lezing van de verdachte verworpen. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de bedreiging zoals ten laste gelegd. Het vonnis van de politierechter werd vernietigd, en het hof kwam tot een andere bewezenverklaring. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, met bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht en een behandelverplichting. Het hof heeft de ernst van de bedreiging en de impact op het slachtoffer in overweging genomen, evenals de omstandigheden waaronder het feit heeft plaatsgevonden. De verdachte werd als strafbaar verklaard en de op te leggen straf werd gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-004301-17
Datum uitspraak: 2 november 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 6 december 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-086455-17 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 1976,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 11 oktober 2018 en 19 oktober 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 mei 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, zijn echtgenote, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door eenmaal of meermalen een (aardappelschil)mes(je) op de keel, althans op het lichaam van voornoemde [slachtoffer] te zetten en/of (daarbij) mondeling toe te voegen de woorden "ik ga je vermoorden, waar ter wereld je ook bent" en/of "ik ga je nu vermoorden", althans (telkens) woorden van gelijke bedreigende aard en/of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Bewijsoverweging
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij de tenlastegelegde bedreigende woorden jegens de aangeefster, zijn echtgenote, heeft geuit, maar dat hij daarbij geen mes op haar keel heeft gezet. Hij heeft enkel, nadat de aangeefster had gezegd dat zij een einde aan haar leven wilde maken, twee in zijn open handpalmen liggende messen getoond, terwijl sprake was van een relaxte sfeer. Hij wist dat zij van de messen geen gebruik zou maken. De verdachte moet hierom worden vrijgesproken van bedreiging met een mes, aldus de verdediging.
De aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat de verdachte de tenlastegelegde woorden heeft geuit en daarbij een aardappelschilmesje op haar keel heeft gezet, dat zij van de verdachte het huis niet meer uit mocht, moest blijven liggen in de hoek van de keuken en niet meer mocht bewegen van de verdachte.
Deze verklaring vindt steun in de verklaring van de getuige [getuige], inhoudende dat de verdachte de tenlastegelegde woorden heeft geuit en dat er geen sprake was van een relaxte sfeer. Integendeel: er was sprake van een ruzie, waarbij de verdachte schreeuwde en erg boos was.
De verklaring van [getuige] bevestigt derhalve de sfeer zoals werd omschreven door de aangeefster en staat haaks op hetgeen de verdachte over de sfeer heeft verklaard. Gelet daarop gaat het hof aan de lezing van de gebeurtenissen van de verdachte voorbij en volgt het de verklaring van de aangeefster.
Het voorgaande brengt mee dat het hof bewezen acht dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging waarbij hij een mes heeft gehanteerd zoals door de aangeefster is verklaard.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 10 mei 2017 te Amsterdam zijn echtgenote, [slachtoffer], heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door een aardappelschilmesje op de keel van [slachtoffer] te zetten en daarbij mondeling toe te voegen de woorden "ik ga je vermoorden, waar ter wereld je ook bent" en "ik ga je nu vermoorden", althans woorden van gelijke bedreigende aard en/of strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, waarvan 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarden - kort gezegd - een meldplicht, een behandelverplichting (ambulante behandeling) en een contactverbod.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, waarvan 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarden de door de politierechter opgelegde bijzondere voorwaarden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van zijn echtgenote door bedreigende woorden te uiten en een aardappelschilmesje op haar keel te zetten. Bedreiging is een ernstig feit dat bij slachtoffers gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt. De onderhavige bedreiging is des te ernstiger nu er een steekwapen in het spel was en de bedreiging plaatsvond in de woning van het slachtoffer, een plek waar men zich bij uitstek veilig zou moeten kunnen voelen.
Het hof heeft gelet op de straffen die door rechters ter zake van soortgelijke feiten plegen te worden opgelegd. Deze straffen hebben hun weerslag gevonden in de oriëntatiepunten van het LOVS. Daarin wordt een taakstraf van 60 uur genoemd. Deze oriëntatiepunten zien op personen die – net als de verdachte – voor het eerst voor een dergelijk feit worden veroordeeld. Een strafverzwarende omstandigheid is dat de bedreiging in huiselijke kring heeft plaatsgevonden.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke taakstraf van na te melden duur, met bijzondere voorwaarden passend en geboden.
Het hof zal de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden bevelen. Gelet op de omstandigheid dat het bewezen verklaarde misdrijf, met name omdat gebruik is gemaakt van een mes, is gericht tegen of gevaar heeft veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon overweegt het hof dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom zo een misdrijf zal begaan. Daartoe verwijst het hof naar het reclasseringsadvies van 16 augustus 2017, waaruit volgt dat er tussen de verdachte en de aangeefster relatieproblemen zijn en naar de omstandigheid dat de verdachte inmiddels ten tijde van de behandeling van de strafzaak in hoger beroep na een scheiding nog immer met aangeefster in conflict is over de bezoekregeling van de verdachte met de kinderen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14e, 22c, 22d en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende deze proeftijd ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
  • dat de veroordeelde zich binnen twee dagen meldt bij de Reclassering Nederland, gevestigd Wibautstraat 12 te Amsterdam, en zich daarna gedurende de proeftijd op door de reclassering te bepalen tijdstippen dient te blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zo lang die instelling dat noodzakelijk acht;
  • dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal laten behandelen bij i-psy of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
  • dat de veroordeelde gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum 2] 1976 te [geboorteplaats 2], zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Beveelt dat de voormelde voorwaarden en het uit te oefenen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Iedema, mr. J.H.C. van Ginhoven en mr. H.M.J. Quaedvlieg, in tegenwoordigheid van
S. Vriend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 2 november 2018.
Mr. H.M.J. Quaedvlieg is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
[...]