ECLI:NL:GHAMS:2018:4221

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 november 2018
Publicatiedatum
20 november 2018
Zaaknummer
23-000022-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en veroordeling voor poging tot diefstal met braak in Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1983 en thans gedetineerd, was in eerste aanleg veroordeeld voor poging tot diefstal met braak. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging onder 1, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij het TOMTOM navigatiesysteem had weggenomen. Er was onduidelijkheid over het tijdstip en de plaats van de diefstal, en het hof oordeelde dat enkel het beschikken over het gestolen goed niet voldoende was voor een bewezenverklaring.

Ten aanzien van de tenlastelegging onder 2, die betrekking had op de poging tot diefstal uit een auto (merk Range Rover), oordeelde het hof dat de verdachte wel degelijk wettig en overtuigend schuldig was. De verdachte had op 16 december 2017 een ruit van de auto ingeslagen, wat door getuigen was waargenomen. Het hof verwierp het verweer van de raadsman dat de verdachte enkel op zoek was naar een slaapplek, omdat dit niet door de verdachte zelf was verklaard en geen steun vond in de bewijsmiddelen.

De strafoplegging werd bepaald op vier weken gevangenisstraf, waarbij het hof rekening hield met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan en de recidive van de verdachte. De op te leggen straf was gegrond op de artikelen 45, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-000022-18
Datum uitspraak: 20 november 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 19 december 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-703064-17 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1983,
adres: [adres] ,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Veenhuizen, locatie Norgerhaven.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
6 november 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1. primair:
hij in of omstreeks de periode van 11 december 2017 tot en met 16 december 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (uit een auto) heeft weggenomen een TOMTOM navigatiesysteem, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, waarbij hij, verdachte, zich de toegang tot die/dat weg te nemen TOMTOM navigatiesysteem heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen TOMTOM navigatiesysteem onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak op en/of verbreking van één of meer slot(en) van voornoemde auto en/of door inklimming;
1. subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 11 december 2017 tot en met 16 december 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een TOMTOM navigatiesysteem heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door diefstal in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
2:
hij op of omstreeks 16 december 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen uit een auto (merk Range Rover) geld en/of (een) goed(eren) van zijn gading, in elk geval een goed geheel of ten dele toebehorend aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en zich daarbij de toegang tot die/dat auto te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of (een) goed(eren) van zijn gading onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, naar voornoemde auto is gegaan en/of een ruit van voornoemde auto heeft ingeslagen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Vrijspraak ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair en subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Het hof overweegt daartoe het volgende.
Gelet op de stukken en hetgeen ter terechtzitting is gebleken bestaat onduidelijkheid over het tijdstip van de ten laste gelegde diefstal en over de plaats waar de auto van de aangever zich bevond op het moment van de diefstal. Bovendien kan uit de stukken niet worden afgeleid dat de verdachte het TOMTOM navigatiesysteem heeft weggenomen uit de betreffende auto, noch dat hij ten tijde van het voorhanden krijgen ervan wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het TOMTOM navigatiesysteem een door misdrijf verkregen goed betrof. Slechts de beschikking hebben over het gestolen goed is naar het oordeel van het hof niet voldoende om tot een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde te komen.

Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde. Daartoe heeft hij tevens aangevoerd dat - mocht het hof vaststellen dat de verdachte de ruit heeft vernield - het dossier ruimte laat voor een alternatief scenario, inhoudende dat de verdachte slechts de ruit van de Range Rover heeft vernield om de nacht daarin door te brengen. Het was namelijk koud rond 16 december 2017 en de verdachte is na de vernieling nog even in een 45 km/h-voertuig gaan zitten. Iemand die op de vlucht is omdat hij net bij een auto heeft ingebroken, gaat vervolgens niet zo snel vlakbij de plaats delict even rusten. De raadsman heeft zich daarom op het standpunt gesteld dat het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening van enig goed ontbreekt en dat vrijspraak moet volgen.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de te bezigen bewijsmiddelen volgt dat bij de Range Rover rare en krakende geluiden zijn gehoord, dat het alarm vervolgens afging en dat op dat moment is waargenomen dat deze auto een ingeslagen ruit had. Een persoon rende weg bij de auto, waarna de getuige [getuige 1] achter deze persoon aan is gelopen. Deze persoon is aangehouden en vastgesteld is dat dit de verdachte betrof.
Het hof verwerpt het verweer dat het oogmerk tot wederrechtelijke toe-eigening van een goed ontbrak vanwege het zoeken van een rust- of slaapplek, reeds omdat enkel de raadsman dit als alternatief scenario heeft aangevoerd en de verdachte zelf - die ter terechtzitting in hoger beroep niet is verschenen - daarover niets heeft verklaard. Het verweer vindt aldus geen steun in een door de verdachte zelf ingenomen standpunt. Voor het overige vindt het verweer van de raadsman zijn weerlegging in de bewijsmiddelen. Het hof acht het onder 2 ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.

Voorwaardelijk verzoek

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep verzocht, indien het hof één van de twee dan wel beide feiten wettig en overtuigend bewezen acht en slechts indien een onvoorwaardelijke straf wordt opgelegd die langer duurt dan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, om [getuige 1] en [getuige 2] als getuigen te horen.
Het hof acht zich door de inhoud van het dossier voldoende voorgelicht en wijst het verzoek, mede gelet op het ontbreken van een nadere onderbouwing daarvan, af. Het horen van deze getuigen is niet noodzakelijk voor enige door het hof in de onderhavige zaak te nemen beslissing.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2:
hij op 16 december 2017 te Amsterdam, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen uit een auto (merk Range Rover) geld en goederen van zijn gading, toebehorend aan [slachtoffer 2] en zich daarbij de toegang tot die auto te verschaffen en/of het weg te nemen geld en de goederen van zijn gading onder zijn bereik te brengendoor middel van braak, naar voornoemde auto is gegaan en een ruit van voornoemde auto heeft ingeslagen.
Hetgeen onder 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 subsidiair en onder 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 subsidiair en onder 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft verzocht de verdachte in het geval van een strafoplegging een gevangenisstraf op te leggen die in duur niet langer is dan de tijd die hij reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft een poging tot diefstal gepleegd, door de ruit van een auto in te slaan. Dit is een zeer ergerlijk feit dat naast schade vaak veel hinder en onrustgevoelens voor de benadeelde met zich brengt.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 18 oktober 2018 is hij eerder ter zake van vermogensdelicten onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt.
De ernst van het bewezen verklaarde feit rechtvaardigt, met name in het licht van de herhaaldelijke recidive, oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van vier weken passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Duker, mr. M.J.A. Plaisier en mr. R.D. van Heffen in tegenwoordigheid van S. Vriend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 20 november 2018.
Mr. M.JA. Plaisier is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]