In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1970, was in hoger beroep gegaan tegen een veroordeling voor het niet naleven van een door de burgemeester van Amsterdam gegeven verwijderingsbevel. Dit bevel was gegeven in het kader van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, waarbij de verdachte zich op 14 november 2017 in een door de burgemeester aangewezen gebied bevond, terwijl hij zich daar niet mocht bevinden. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een taakstraf van 50 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken geëist. De raadsvrouw pleitte voor een taakstraf, eventueel in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf. Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging genomen, evenals de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte. Het hof heeft besloten om de verdachte een kans te geven en heeft in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een taakstraf van 40 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken opgelegd. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van hetgeen meer of anders was ten laste gelegd.