ECLI:NL:GHAMS:2018:4217

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 november 2018
Publicatiedatum
20 november 2018
Zaaknummer
23-003407-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam inzake winkeldiefstal en poging tot winkeldiefstal

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 21 september 2017 was gewezen. De verdachte, geboren in 1977, werd beschuldigd van meerdere winkeldiefstallen en pogingen daartoe, gepleegd op 5 juli 2017 in Amsterdam. De tenlastelegging omvatte het wegnemen van een pet en een flesje water, evenals pogingen tot het stelen van een schoudertas en een bril, waarbij de verdachte de omgeving nauwlettend in de gaten hield. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken. Het hof overwoog dat de verdachte zich op één dag tweemaal schuldig had gemaakt aan winkeldiefstal en dat zijn handelswijze een inbreuk op het eigendomsrecht van de winkelbedrijven vormde. De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, waren bepalend voor de opgelegde straf. Het hof heeft daarbij ook rekening gehouden met eerdere veroordelingen van de verdachte voor vergelijkbare delicten.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-003407-17
Datum uitspraak: 20 november 2018
VERSTEK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 21 september 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-124090-17 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1977,
verblijfadres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 6 november 2018.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 5 juli 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een pet, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2:
hij op of omstreeks 5 juli 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een flesje water, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
3:
hij op of omstreeks 5 juli 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een schoudertas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
- de gesp van de schouderband van de tas heeft verschoven waardoor deze tegen het alarmlabel aan de tas drukte, en/of
- met kracht aan het alarmlabel aan de tas heeft getrokken, en/of
- met een tang het alarmlabel van de schoudertas heeft proberen te verwijderen,
- terwijl hij de omgeving nauwlettend in de gaten heeft gehouden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4:
hij op of omstreeks 5 juli 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een bril, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
- met kracht aan het alarmlabel aan de bril heeft getrokken, waardoor het alarmlabel loskwam van de bril, en/of
- het alarmlabel op een andere plaats terug heeft gelegd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 5 juli 2017 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een pet toebehorende aan [bedrijf 1];
2:
hij op 5 juli 2017 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een flesje water toebehorende aan [bedrijf 2];
3:
hij op 5 juli 2017 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een schoudertas toebehorende aan [bedrijf 1],
- de gesp van de schouderband van de tas heeft verschoven waardoor deze tegen het alarmlabel aan de tas drukte, en
- met kracht aan het alarmlabel aan de tas heeft getrokken, en
- met een tang het alarmlabel van de schoudertas heeft proberen te verwijderen,
- terwijl hij de omgeving nauwlettend in de gaten heeft gehouden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4:
hij op 5 juli 2017 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een bril toebehorende aan [bedrijf 3],
- met kracht aan het alarmlabel aan de bril heeft getrokken, waardoor het alarmlabel loskwam van de bril, en
- het alarmlabel op een andere plaats terug heeft gelegd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 en 2 bewezen verklaarde levert
telkensop:
diefstal.
Het onder 3 en 4 bewezen verklaarde levert
telkensop:
poging tot diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 660,- subsidiair dertien dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 660,- subsidiair dertien dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes weken met een proeftijd van drie jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich op één dag tweemaal schuldig gemaakt aan winkeldiefstal en tevens aan twee pogingen daartoe. Hij heeft tijdens de strooptocht meerdere goederen weggenomen. Met zijn handelswijze heeft de verdachte inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de betreffende winkelbedrijven. Winkeldiefstal is een ergerlijk feit, dat schade en hinder veroorzaakt voor het gedupeerde winkelbedrijf.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 18 oktober 2018 is hij in Nederland niet eerder voorafgaand aan onderhavige feiten veroordeeld ter zake van vermogensdelicten, maar is hij inmiddels wel onherroepelijk veroordeeld in verband met dergelijke delicten die zowel voor als na de onderhavige feiten zijn gepleegd.
Het hof overweegt dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is, nu aan de verdachte na de pleegdatum van het onderhavige feit door de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland op 24 november 2017 (parketnummer 16-197649-17) een gevangenisstraf voor de duur van 21 dagen waarvan 20 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren is opgelegd, en aan hem daarna door het hof Arnhem-Leeuwarden op 28 augustus 2018 (parketnummer 21-005305-17) een gevangenisstraf voor de duur van één maand is opgelegd.
Anders dan de politierechter en de advocaat-generaal acht het hof, alles afwegende en mede gelet op de veelheid en ernst van de feiten, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Met een andere strafsoort of strafmodaliteit kan niet worden volstaan.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Plaisier, mr. R.D. van Heffen en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van
S. Vriend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 20 november 2018.
Mr. M.J.A. Plaisier is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]