ECLI:NL:GHAMS:2018:4209

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 september 2018
Publicatiedatum
15 november 2018
Zaaknummer
23-000010-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor diefstal met gedeeltelijke tenuitvoerlegging van voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 30 december 2016 was gewezen. De verdachte, geboren in 1982, was beschuldigd van diefstal van goederen, waaronder zalm, kaas, entrecote en ribeye, die toebehoorden aan een winkelbedrijf in Heerhugowaard. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, maar de bewijsmiddelen uit de eerste aanleg overgenomen. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de diefstal had gepleegd, maar sprak hem vrij van andere tenlastegelegde feiten.

De verdachte was eerder onherroepelijk veroordeeld voor (winkel)diefstal, wat het hof in zijn overwegingen heeft meegenomen. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken, maar de advocaat-generaal had dezelfde straf gevorderd. Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan in overweging genomen en heeft besloten om de verdachte opnieuw te veroordelen tot een gevangenisstraf van twee weken. Daarnaast heeft het hof de tenuitvoerlegging gelast van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van zes maanden, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit had schuldig gemaakt. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal om de tenuitvoerlegging voor een maand toe te wijzen, gehonoreerd.

Het arrest is uitgesproken in een openbare terechtzitting en de griffier was niet in staat om het arrest te ondertekenen. De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000010-17
datum uitspraak: 19 september 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis
van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 30 december 2016 in de strafzaak onder
de parketnummers 15-800538-16 en 15-800540-14 (TUL) tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1982,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
5 september 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het
Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 december 2016 te Heerhugowaard met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer verpakkingen (inhoudende zalm, kaas, entrecote en ribeye),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf] (Middenwaard), in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal om proceseconomische redenen worden vernietigd. Het hof zal evenwel overnemen de door de politierechter gebezigde bewijsmiddelen I, II en III op bladzijde 2 van het proces-verbaal van de zitting in eerste aanleg op 30 december 2016 en bewijsmiddel A op bladzijde 3 van ditzelfde proces-verbaal.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan,
met dien verstande dat:
hij op 16 december 2016 te Heerhugowaard met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen zalm, kaas, entrecote en ribeye, toebehorende aan [bedrijf] (Middenwaard).
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten
en omstandigheden die in de bewijsmiddelen I, II, III en A zijn vervat, zoals deze zijn opgenomen
op bladzijde 2 en 3 in het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg van 30 december 2016, welke als bijlage bij dit arrest is gevoegd.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als
door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte met het strafbare feit geen daadwerkelijke schade heeft berokkend en dat de verdachte de door de politierechter opgelegde straf al uit heeft gezeten.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Hij heeft daarmee een inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van het betreffende winkelbedrijf. Winkeldiefstal is een ergerlijk feit, dat schade en hinder kan veroorzaken voor het gedupeerde winkelbedrijf.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 27 augustus 2018 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld, waaronder meerdere malen voor (winkel)diefstal. Het hof weegt dit in het nadeel van de verdachte.
Het hof acht, alles afwegende, een vrijheidsbenemende straf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging (parketnummer: 15-800540-14)

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 29 januari 2015 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft gevorderd deze vordering voor de duur van één maand toe te wijzen.
De raadsman heeft onder verwijzing naar de persoonlijke omstandigheden van de verdachte verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen, dan wel de eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. In hetgeen de raadsman heeft aangevoerd ziet het hof geen aanleiding de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen of de gevorderde gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf. Het hof
zal daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf gelasten. Gelet op de vordering van de advocaat-generaal en de verhouding tussen enerzijds het strafbare feit waarvoor de verdachte veroordeeld wordt en anderzijds de hoogte van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, ziet het
hof aanleiding dat slechts voor een gedeelte van die straf te doen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht,
voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de tenuitvoerlegging van een gedeelte van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 29 januari 2015, parketnummer 15-800540-14, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin
zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. S. Clement en mr. M.L. Leenaers, in tegenwoordigheid
van mr. K. van der Togt, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof
van 19 september 2018.
De griffier is buiten staat dit arrest te ondertekenen.