Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
,
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de schorsing van een concurrentiebeding tussen SAM Recruitment Netherlands B.V. en een voormalige werknemer, aangeduid als [geïntimeerde]. De zaak is ontstaan na een kort geding dat door [geïntimeerde] was aangespannen tegen SAM, waarin hij verzocht om schorsing van het concurrentiebeding dat hem verbiedt om bij een concurrent, DIQQ B.V., in dienst te treden. De kantonrechter had in eerste aanleg geoordeeld dat het concurrentiebeding per 1 april 2018 geschorst moest worden, omdat het beding te ruim was geformuleerd en [geïntimeerde] daardoor onbillijk werd benadeeld in zijn arbeidskeuze.
Het hof heeft de grieven van SAM tegen deze beslissing beoordeeld. SAM stelde dat [geïntimeerde] over bedrijfsgevoelige informatie beschikte die DIQQ een oneerlijk concurrentievoordeel zou geven. Het hof oordeelde echter dat SAM niet voldoende had aangetoond dat [geïntimeerde] over dergelijke informatie beschikte die een ongeoorloofde voorsprong zou opleveren voor DIQQ. Het hof concludeerde dat de belangen van [geïntimeerde] bij indiensttreding bij DIQQ zwaarder wogen dan de belangen van SAM bij handhaving van het concurrentiebeding.
Uiteindelijk bekrachtigde het hof het vonnis van de kantonrechter en wees het de vorderingen van SAM in hoger beroep af. SAM werd veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor werkgevers om de reikwijdte van concurrentiebedingen zorgvuldig te formuleren, zodat deze niet onterecht de arbeidsvrijheid van werknemers beperken.