ECLI:NL:GHAMS:2018:4154
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Huur bedrijfsruimte en uitleg voorwaardelijke beëindigingsovereenkomst met betrekking tot huurachterstand
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [X] B.V. tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft een huurcontract voor een bedrijfspand dat door [geïntimeerde] werd gehuurd. [X] B.V. stelt dat de huurovereenkomst pas per 1 augustus 2017 kon eindigen, terwijl [geïntimeerde] aanvoert dat de overeenkomst al per 1 augustus 2016 was beëindigd. De kantonrechter had in eerste aanleg de vorderingen van [X] B.V. afgewezen, omdat [geïntimeerde] onder de gegeven omstandigheden mocht begrijpen dat het aandragen van een alternatieve huurder voldoende was om de huurovereenkomst te beëindigen.
In hoger beroep heeft [X] B.V. de grief ingediend dat de kantonrechter de uitleg van het aanbod onjuist heeft geïnterpreteerd. Het hof oordeelt dat er een voorwaardelijke huurbeëindigingsovereenkomst tot stand is gekomen, waarbij de uitleg van de voorwaarden van deze overeenkomst centraal staat. Het hof concludeert dat [geïntimeerde] redelijkerwijs mocht begrijpen dat de huurovereenkomst alleen zou eindigen als er daadwerkelijk een nieuwe huurovereenkomst tot stand kwam met de voorgedragen kandidaat-huurder.
Het hof oordeelt verder dat [X] B.V. zich niet kan beroepen op het ontbreken van overeenstemming met de Groene Juffers, omdat dit in strijd zou zijn met de eisen van redelijkheid en billijkheid. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en wijst de vorderingen van [X] B.V. af, inclusief de vermeerderde eis in hoger beroep. [X] B.V. wordt veroordeeld in de proceskosten van [geïntimeerde].