ECLI:NL:GHAMS:2018:4072

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 november 2018
Publicatiedatum
6 november 2018
Zaaknummer
23-003205-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in cocaïnezaak na bewijsproblemen en taxichauffeursrol

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 5 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, een taxichauffeur, werd beschuldigd van het opzettelijk vervoeren van ongeveer 33 kilogram cocaïne, aangetroffen in tassen in de kofferbak van zijn taxi. De rechtbank had eerder een veroordeling uitgesproken, maar het hof kwam tot een andere conclusie. Tijdens de zitting in hoger beroep op 22 oktober 2018 werd duidelijk dat de verdachte van meet af aan had verklaard niet te weten wat er in de tassen zat en dat hij niet in de tassen kon kijken. Het hof oordeelde dat niet bewezen was dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van de cocaïne en dat hij niet strafrechtelijk verwijtbaar had gehandeld. Het hof overwoog dat het handelen van de verdachte, het ophalen van een passagier en het vervoeren van goederen, binnen zijn werkzaamheden als taxichauffeur viel. De verdachte werd uiteindelijk vrijgesproken van de tenlastelegging. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en gelastte de teruggave van een in beslag genomen zaktelefoon aan de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003205-17
datum uitspraak: 5 november 2018
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 5 september 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-730027-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1974,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 22 oktober 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 mei 2017 te Amsterdam tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk heeft vervoerd en/of aanwezig heeft gehad (ongeveer) 30 pakketten bevattende 33,553 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof met betrekking tot de bewijsvraag tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straffen als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.

Vrijspraak

Vast staat dat op 10 mei 2017 te Amsterdam 30 pakketten bevattende ongeveer 33 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne in tassen in de kofferbak van de door de verdachte bestuurde taxi zijn aangetroffen. De verdachte heeft van meet af aan verklaard dat hij niet wist wat er in de tassen zat en dat hij niet in de tassen kon kijken. Hij zou in het kader van zijn taxiwerkzaamheden door een bekende zijn gecontacteerd om een derde te vervoeren, naar de verdachte aanvankelijk aannam naar Schiphol.
Het hof acht niet bewezen dat de verdachte reeds op voorhand wist dat deze derde cocaïne zou meenemen en in de taxi zou achterlaten. Dat impliceert dat het aankomt op de vraag of desalniettemin tot het oordeel kan worden gekomen dat de verdachte hier strafrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld en aldus het ten laste gelegde heeft begaan. Het hof beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt in dit verband het volgende.
Het handelen van de verdachte (het ophalen van een persoon, het (laten) inladen van tassen in de kofferbak en het vervolgens vervoeren van deze persoon en goederen) passen binnen zijn werkzaamheden als taxichauffeur. Hoewel het misschien opmerkelijk is dat de betreffende passagier vervolgens na zeer korte tijd en zonder de tassen mee te nemen, de taxi verlaat, is dit onvoldoende om te kunnen aannemen dat de verdachte moest weten dat er iets niet in de haak was. Van belang daarbij is dat niet is komen vast te staan dat ten minste een van de tassen ten tijde van het inladen openstond zodat de verdachte de cocaïne heeft moeten zien. Situatiefoto 2 (proces-verbaal van bevindingen aanhouding taxichauffeur van 17 augustus 2017, p. 2), waarop een open tas in de kofferbak van de taxi te zien is, kan niet tot een andere uitkomst leiden, nu deze foto onmiskenbaar op een later tijdstip en op een andere locatie is genomen dan de situatie ter plaatse die op situatiefoto 1 zichtbaar is en op die situatiefoto 1 de middelste tas zich (nog) in een geheel andere positie bevindt dan op situatiefoto 2.
Dat zoals door de rechtbank is overwogen onaannemelijk is dat een organisatie een grote hoeveelheid drugs bij een onwetende taxichauffeur in de auto zou laten liggen, leidt ook niet tot een ander oordeel. Uit het dossier blijkt dat ‘de organisatie’ gedurende die dag door de politie werd opgerold waarbij cocaïne in beslag was genomen; daardoor is niet onwaarschijnlijk dat de zich nog in de woning bevindende cocaïne min of meer in paniek in veiligheid werd gebracht, waarbij ‘de organisatie’ mogelijk meer risico heeft genomen dan zij onder normale omstandigheden zou doen.
Het hof zal de verdachte daarom van het ten laste gelegde vrijspreken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een zaktelefoon Nokia (itemnummer 5385196).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P. Greve, mr. H.M.J. Quaedvlieg en mr. B.A.A. Postma, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Simons, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 5 november 2018.
mr. B.A.A. Postma is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]