ECLI:NL:GHAMS:2018:4058

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 november 2018
Publicatiedatum
5 november 2018
Zaaknummer
23-001834-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Levering van Crystal Methamfetamine, aanwezig hebben van harddrugs en hennepplanten, voorhanden hebben van een vuurwapen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 2 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1969, was aangeklaagd voor het leveren van Crystal Methamfetamine, het aanwezig hebben van harddrugs en hennepplanten, en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De zaak kwam voort uit een onderzoek dat leidde tot de ontdekking van een hennepkwekerij en de aanwezigheid van verschillende soorten harddrugs in de woning van de verdachte. Tijdens de zittingen in oktober 2018 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte gehoord. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten, waaronder het opzettelijk aanwezig hebben en verhandelen van harddrugs, en het voorhanden hebben van wapens. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 26 januari 2016 samen met een ander opzettelijk een hoeveelheid Crystal Methamfetamine heeft vervoerd en afgeleverd aan een afnemer. Het hof heeft de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar heeft de bewezenverklaring van andere feiten gehandhaafd. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan een deel voorwaardelijk, en een taakstraf. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte in de drugshandel, en haar persoonlijke omstandigheden.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001834-17
datum uitspraak: 2 november 2018
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 16 mei 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-698085-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1969] ,
[adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 17, 18 en 19 oktober 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1:
zij op of omstreeks 26 januari 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad en/of (telkens) heeft vervoerd en/of verkocht en/of verhandeld en/of overgedragen (aan een of meer tot op heden onbekend gebleven personen) een of meer hoeveelheid/hoeveelheden cocaïne en/of Chrystal Methamfetamine en/of XTC en/of MDMA en/of GHB en/of GBL en/of Methadrone/mephedrone/mefedron en/of speed/amfetamine, in elk geval (telkens) een of meer hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne en/of Chrystal Methamfetamine en/of XTC en/of MDMA en/of GHB en/of GBL en/of Methadrone/methedrone/mefedron en/of speed/amfetamine en/of, in elk geval (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2:
zij op 23 februari 2016 te Almere, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen opzettelijk aanwezig heeft gehad 1,41 gram Chrystal Methamfetamine en/of
60,2 en/of 20,3 en/of 0,07 gram (in totaal 80,57 gram) speed/amfetamine en/of 0,31 en/of 0,02 gram (in totaal 0,33 gram) cocaïne, althans een of meer hoeveelheid/hoeveelheden cocaïne en/of Chrystal Methamfetamine en/of speed/amfetamine, in elk geval (telkens) een of meer hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne en/of Chrystal Methamfetamine en/of speed/amfetamine en/of, in elk geval (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3:
zij op of omstreeks 23 februari 2016 te Almere, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan gelegen aan [adres] )) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 85 en/of 80 en/of 2574, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
4:
zij op of omstreeks 23 februari 2016 te Almere, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen een wapen van categorie III, te weten een pistool (merk Erma, kaliber 6.35 mm browning) en/of munitie van categorie III (te weten negen, althans een of meer patro(o)n(en) kaliber 9x 19 mm), voorhanden heeft gehad;
en/of
dat zij op of omstreeks 23 februari 2016 te Almere, in elk geval in Nederland, voorhanden heeft gehad een wapen (een busjes CS gas, merk Protect), zijnde een voorwerp dat bestemd is voor het treffen van personen met (een) verstikkende, weerloosmakende en/of traanverwekkende stof(fen), in elk geval een wapen in de zin van de Wet Wapens en Munitie van Categorie II, genoemd onder 6;
5:
zij op omstreeks 23 februari 2016 te Almere, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- een of meer wapen(s) van categorie I onder 7°, te weten een of meer zogenaamde (gasdruk) balletjespisto(o)l(en) (voorzien van de/het opschrift(en) Elite II, Baretta USA en/of Power Line, Daisy, Beratta en/of Ekol Es 66), zijnde een of meer voorwerp(en) die/dat voor wat betreft zijn/hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde(n) met een vuurwapen en/of met (een) voor ontploffing bestemde voorwerp(en), voorhanden heeft gehad en/of
- een wapen van categorie III, te weten een gas/alarmpistool voorhanden heeft gehad en/of
- een wapen van categorie I, onder 3° (te weten een ploertendoder), voorhanden heeft gehad en/of heeft gedragen;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
In de tenlastelegging onder 1 is vermeld ‘heeft verhandeld en/of overgedragen’. In de toepasselijke wettelijke bepaling worden de termen ‘afleveren’ en ‘verstrekken’ gebezigd. Het hof is van oordeel dat ten aanzien van deze terminologie sprake is van een kennelijke misslag. Het hof zal de tenlastelegging op deze onderdelen dan ook verbeterd lezen. Gelet op het ter terechtzitting verhandelde wordt de verdachte hierdoor niet in haar verdedigingsbelangen geschaad.
Voor zover in de tenlastelegging overige taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Partiële vrijspraken

Ten aanzien van feit 2
Het hof acht niet bewezen dat de verdachte bewustheid heeft gehad van de in haar woning aangetroffen cocaïne. Zij zal daarom van dat onderdeel worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 3
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van het – kort gezegd – ‘medeplegen van het telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken’ van de in haar woning aan de [adres] aangetroffen hennepplanten. Het hof overweegt daartoe dat de verdachte heeft ontkend op voornoemde wijze actief bij de aangetroffen hennepplantage betrokken te zijn geweest en dat in het dossier ook overigens aanknopingspunten ontbreken om op deze onderdelen tot een bewezenverklaring te komen.
Ten aanzien van feit 4, eerste cumulatief/alternatief en tweede cumulatief/alternatief en feit 5
Aan de verdachte is (onder meer) tenlastegelegd:
- het voorhanden hebben van munitie (onder 4 eerste cumulatief/alternatief),
- het voorhanden hebben van een busje traangas (onder 4, tweede cumulatief/alternatief),
- het voorhanden hebben en/of dragen van een ploertendoder (onder 5, derde gedachtestreepje),
Voor beantwoording van de vraag of sprake is van ‘het voorhanden hebben’ van wapens/munitie zijn drie factoren richtinggevend, namelijk de aanwezigheid van die voorwerpen, de machtsrelatie tussen de verdachte en die voorwerpen en de bewustheid van de verdachte (ten opzichte van de aanwezigheid ervan). In het onderhavige geval heeft de verdachte bewustheid van de aanwezigheid van bovengenoemde voorwerpen in haar woning ontkend. Nu uit de stukken in het dossier niet blijkt dat genoemde voorwerpen direct zichtbaar voor de verdachte in die woning lagen en het dossier ook overigens geen bewijsmiddelen bevat waaruit haar bewustheid kan worden afgeleid, is het hof van oordeel dat de verdachte van voornoemde onderdelen moet worden vrijgesproken.
Het hof is voorts van oordeel dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 5 (tweede gedachtestreepje) tenlastegelegde wapen van categorie III, te weten een gas/alarmpistool. Het hof overweegt in dit verband dat in een kledingkast in de slaapkamer in de woning van de verdachte weliswaar een start-/alarmpistool is aangetroffen (inbeslaggenomen onder nummer 5142871), maar dat uit de stukken in het dossier niet blijkt dat dit een wapen van categorie III betreft. Nu de stukken in het dossier ook overigens geen bewijsmiddelen bevatten om op dit punt tot een bewezenverklaring te komen, moet de verdachte ook van dit onderdeel worden vrijgesproken.

Bespreking bewijsverweer ten aanzien van feit 1

De raadsman heeft – kort gezegd – betoogd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1, omdat niet kan worden bewezen dat zij tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk Crystal Methamfetamine aan [R.D.] heeft geleverd. In het telefoongesprek van 26 januari 2016 tussen de verdachte en [R.D.] is niet, ook niet versluierend, gesproken over Crystal Methamfetamine of andere (hard)drugs. Onderzoek van de tas van de verdachte naar aanleiding van de observatie later die dag is uitgebleven. Bovendien had de andere persoon met wie de verdachte samen was, zoals overigens pas ter terechtzitting van de rechtbank is gebleken, ook een tas bij zich. Weliswaar heeft de verdachte verklaard dat zij samen met deze persoon, genaamd [[X]] , naar [R.D.] is gegaan, zij wist niet dat het daarbij ging om de levering van voornoemde drugs. Nu het voor medeplegen vereiste dubbel opzet bij de verdachte heeft ontbroken, moet zij reeds om die reden worden vrijgesproken.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 1 overeenkomstig het oordeel van de rechtbank bewezen kan worden verklaard.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen, zoals vervat in een bijlage die aan dit arrest is gehecht en daarvan deel uit maakt, stelt het hof het volgende vast.
[R.D.] en [W.B.] hebben zich gedurende de periode van 1 januari 2015 tot eind februari 2016 in georganiseerd verband bezig gehouden met de handel in harddrugs. Door de inzet van twee koeriers, [koerier 1] en [koerier 2] werden verschillende soorten harddrugs, waaronder Crystal Methamefetamine, aan een groot aantal klanten in Amsterdam en ook daarbuiten geleverd. [R.D.] zorgde er onder meer voor dat drugs werden ingekocht en naar het ‘stash house’, de woning van [V/de M.] aan de [adres] te Amsterdam, werden gebracht. [W.B.] haalde de drugs daar op en verstrekte deze aan de twee koeriers, die op hun beurt voor de aflevering aan de klanten zorgden. Crystal Methamfetamine wordt door de leden van de organisatie en de klanten ook wel aangeduid met de benaming ‘T’ en ‘Tina’.
Daarnaast acht het hof de volgende feiten en omstandigheden, die zijn ontleend aan wettige bewijsmiddelen, redengevend voor bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [...] van 22 februari 2016 heeft de volgende voor het bewijs relevante inhoud.
Op 26 januari 2016 om 13:37 uur vond een telefoongesprek plaats tussen [W.B.] en [koerier 2] waarin door [W.B.] aan [koerier 2] werd gevraagd of hij nog iets gehoord had van die nieuwe T (pagina 166), waarop [koerier 2] antwoordde dat hij er achteraan ging bellen. Een minuut later heeft [koerier 2] gebeld met ene [gebruiker] , die op de vraag hoe hij het meegegeven extraatje vond, antwoordde dat ‘het’ goed was (pagina 167). Om 13:39 uur, weer een minuut later, belde [koerier 2] naar [W.B.] met de mededeling dat ‘het’ goed is, waarop [W.B.] antwoordde dat hij gelijk even ging bellen (pagina 167). Om 13:40 uur werd door [W.B.] naar [R.D.] gebeld met de mededeling dat twee mensen ‘het’ hadden geprobeerd en (naar het hof begrijpt: het hadden goedgekeurd, want:) ‘twee mensen zeggen top’. [R.D.] reageerde daarop met de vraag ‘dus doen denk je?’, waarop [W.B.] antwoordde ‘ik denk van wel ja, als ze allebei zo goed erover praten’. [R.D.] ging vervolgens kijken of ze ‘het’ nog hadden (pagina 167 en 168).
Diezelfde dag om 15:01 uur belde de verdachte naar [R.D.] , omdat ze had gezien dat [R.D.] haar had gebeld. In dit gesprek vroeg [R.D.] de verdachte of ‘het’ er nog was of dat ‘het’ al weg was. De verdachte antwoordde dat ze even voor hem ging bellen (pagina 168). Vijf minuten later belde de verdachte weer naar [R.D.] met de mededeling ‘nou het is er nog, dus dat is wel mazzel. Ik ga het ophalen en dan kom ik naar jou toe rond een uurtje of 5, half 6’ (pagina 168).
Op 26 januari 2016 is een observatieteam van de politie ingezet om het contact tussen de verdachte en [R.D.] waar te nemen. Daarbij is om 17:20 uur gezien dat de verdachte samen met een man de woning van [R.D.] op de [adres] te Amsterdam binnenging. Om 17:43 uur werd waargenomen dat de verdachte en de man het pand/de flat weer verlieten (proces-verbaal van observatie, pagina 172).
Vervolgens werd om 19:05 uur waargenomen dat [R.D.] met zijn voertuig (een Kia Sportage voorzien van [kenteken] ) naar de [stash house] reed (proces-verbaal van bevindingen, pagina 169). Om 19:44 uur heeft [W.B.] gebeld naar de koerier [koerier 2] met de mededeling “er is nieuwe T” (proces-verbaal van bevindingen, pagina 170).
Op 23 februari 2016 vond een doorzoeking van de [stash house] plaats. Daarbij zijn twee bakken aangetroffen met opschrift/opdruk ‘500’ en ‘500- NEW’, waarvan forensisch onderzoek heeft uitgewezen dat de inhoud Crystal Methamfetamine betrof (rapporten naar aanleiding van laboratoriumonderzoek van respectievelijk 1 maart 2016 en 14 maart 2016, pagina’s 905 en 1288 en een proces-verbaal analyse doorzoeking, pagina 1294).
[V.] heeft op 24 februari 2016 bij de politie verklaard dat het bakje waar Nieuw op stond fijne ‘T’ was, die [R.D.] eind januari (het hof begrijpt: 2016) had gebracht. Dat waren twee bakken van 500, dus een kilo (proces-verbaal van verhoor van de verdachte [V.] , pagina 556).
De verdachte heeft ter terechtzitting van het hof verklaard dat zij op 26 januari 2016 samen met een bekende van haar, genaamd [[X]] , naar de woning van [R.D.] is gegaan en dat [[X]] daar toen datgene aan [R.D.] heeft afgegeven/afgeleverd, waarover het in de gesprekken tussen haar en [R.D.] eerder op de dag is gegaan.
Op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden, bezien in onderling verband en samenhang, komt het hof tot het oordeel dat de verdachte op 26 januari 2016 tezamen met een ander opzettelijk een hoeveelheid Crystal Methamfetamine voorhanden heeft gehad, heeft vervoerd en heeft afgeleverd aan [R.D.] . Dat de verdachte, zoals zij zelf heeft verklaard, daarbij niet zou hebben geweten dat het om Crystal Methamfetamine ging, acht het hof uitgesloten, nu uit de inhoud van de telefoongesprekken die de verdachte met [R.D.] heeft gevoerd duidelijk blijkt dat beiden zonder meer weten waarover gesproken wordt als [R.D.] vraagt of ‘het’ er nog is en de verdachte antwoordt ‘dat zij even gaat bellen’en dan later terugbelt met de mededeling dat ‘het’ er nog is en dat zij ‘het’ gaat ophalen en dan bij hem langs komt. Deze vaststelling vindt bovendien steun in de omstandigheid dat [R.D.] kort na het bezoek van de verdachte en [[X]] naar het [stash house] is gereden en in de verklaring van [V.] dat [R.D.] eind januari 2016 ‘T’ (het hof begrijpt: Crystal Methamfetamine) heeft gebracht.
De verdachte heeft bij deze aflevering nauw en intensief samengewerkt met de man die zij [[X]] noemt en haar bijdrage is van zodanig gewicht geweest dat sprake is van medeplegen. De verdachte heeft een verbindende rol gespeeld tussen de leverancier en de afnemer en actief geïnformeerd naar de aanwezigheid en beschikbaarheid van de verdovende middelen. Daarnaast is zij persoonlijk aanwezig geweest bij het vervoer en de bezorging van de drugs.
Voor het betoog van de raadsman dat de Crystal Methamfetamine mogelijk al in de woning van [R.D.] lag voorafgaand aan het moment waarop de verdachte en de man genaamd [[X]] daar aankwamen bevat het dossier geen enkel aanknopingspunt en ook overigens is dat niet aannemelijk geworden.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 eerste cumulatief/alternatief en 5 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
onder 1:
zij op 26 januari 2016 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad en heeft vervoerd en afgeleverd een hoeveelheid Crystal Methamfetamine;
onder 2:
zij op 23 februari 2016 te Almere opzettelijk aanwezig heeft gehad 1,41 gram Crystal Methamfetamine en 60,2 en 20,3 en 0,07 gram (in totaal 80,57 gram) amfetamine;
onder 3:
zij op 23 februari 2016 te Almere, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand gelegen aan [adres] , 85 en 80 en 2574 hennepplanten;
onder 4 eerste cumulatief/alternatief:
zij op 23 februari 2016 te Almere, tezamen en in vereniging met een ander een wapen van categorie III, te weten een pistool merk Erma, kaliber 6.35 mm browning voorhanden heeft gehad;
onder 5:
zij op 23 februari 2016 te Almere, tezamen en in vereniging met een ander, wapens van categorie I onder 7°, te weten zogenaamde gasdruk/balletjespistolen (voorzien van de opschriften Elite II, Baretta USA en Power Line, Daisy, Beratta en Ekol Es 66), zijnde voorwerpen die voor wat betreft hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonden met een vuurwapen, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen onder 1, 2, 3, 4 eerste cumulatief/alternatief en 5 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze zijn opgenomen in de bijlage. De bijlage maakt deel uit van dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2, 3, 4 eerste cumulatief/alternatief en 5 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van
medeplegen van
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 4 eerste cumulatief/alternatief bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Het onder 5 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1, 2, 3, 4 eerste cumulatief/alternatief en 5 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2, 3, 4 eerste cumulatief/alternatief en tweede cumulatief/alternatief en 5 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met aftrek van de tijd die zij voorafgaande aan de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en een taakstraf voor de duur de verdachte van 180 uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 90 dagen hechtenis. Daarnaast heeft de rechtbank beslissingen genomen ten aanzien van het beslag.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2, 3, 4 eerste cumulatief/alternatief en tweede cumulatief/alternatief en 5 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 240 dagen, waarvan 145 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met aftrek van de tijd die zij voorafgaande aan de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De advocaat-generaal heeft daarnaast gevorderd dat de onder de verdachte inbeslaggenomen voorwerpen aan haar worden teruggegeven.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de levering van een voor de handel bestemde hoeveelheid hard drugs, te weten Crystal Methamfetamine. Dit is een zeer verslavende en voor de menselijke gezondheid zeer gevaarlijke stof. De verdachte mag verondersteld worden daarvan op de hoogte te zijn geweest. De verdachte heeft over de levering contact onderhouden met de persoon die de drugs afnam, te weten [R.D.] . Ook heeft zij contact onderhouden met de persoon die de Crystal Methamfetamine kon leveren. Dit betekent dat zij een actieve, bemiddelende rol heeft gehad bij de bevoorrading van bij de handel in Crystal Methamfetamine betrokken personen.
Daarnaast had de verdachte samen met haar echtgenoot in de gezamenlijke woning een hennepkwekerij en een grote hoeveelheid stekken van hennepplanten. Gelet op het aantal stekken mag ervan worden uitgegaan dat deze plantjes waren bestemd om te worden geleverd aan andere kwekers. Daarmee kan een aanzienlijke bijdrage worden geleverd aan de instandhouding van de omvangrijke productie van wiet binnen en buiten Nederland. Het tijdig ingrijpen van de politie heeft dat verhinderd.
Ook had de verdachte enkele hoeveelheden hard drugs in haar woning aanwezig.
Voorts waren in de woning van de verdachte een vuurwapen en enkele op echte vuurwapens gelijkende (nep)wapens aanwezig, waarover ook zij de beschikkingsmacht had. De wapens waren weliswaar van haar partner, maar de verdachte wist van de aanwezigheid van deze wapens in de woning en zij heeft geen initiatieven genomen om aan die situatie een eind te maken. Het bezit van (vuur)wapens vormt een bedreiging voor de maatschappelijke en persoonlijke veiligheid.
Het hof slaat acht op het rapport van de psychiater J. Neeleman van 13 augustus 2016. Deze heeft geadviseerd om de verdachte wat betreft de Opiumwetfeiten verminderd toerekeningsvatbaar te achten (op de zogeheten driepuntsschaal). De verdachte is volgens hem bij haar gedragskeuzes ten aanzien van deze feiten enigszins beperkt geweest. Dit advies neemt het hof over.
De raadsman heeft gewezen op de gezondheidssituatie van de verdachte. Zij kampt met diverse klachten, zowel fysiek als mentaal. Het hof heeft hiervan goede nota genomen. Dit neemt evenwel niet weg dat aard en omvang van de door de verdachte gepleegde feiten met zich brengen dat aan haar een vrijheidsstraf van aanmerkelijke duur dient te worden opgelegd. Dit betekent dat de straf zoals geëist door de advocaat-generaal onvoldoende recht doet aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet, de artikelen 47, 55 en 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 4 tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 eerste cumulatief/alternatief en 5 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3, 4 eerste cumulatief/alternatief en 5 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- zwarte koffer, merk Delsey (5142824)
- 2 politiebroeken (5162411)
- 2 politiejassen (5162409)
- een politietuniek met gouden koord (5162410)
- 2 politierokken (5162412)
- politiebord om op kleding te naaien (442900)
- een Samsung zaktelefoon (5143395).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.M. Steinhaus, mr. H.S.G. Verhoeff en mr. M.L. Leenaers, in tegenwoordigheid van mr. J. Mulder, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 2 november 2018.
Mr. Verhoeff is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.