beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.239.563/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 19 oktober 2018
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
FEDERATIE NEDERLANDSE VAKVERENIGING,
gevestigd te Utrecht,
VERZOEKSTER,
advocaat:
mr. L.C.J. Sprengers, kantoorhoudende te Utrecht,
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AMBULANCE AMSTERDAM B.V.,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AA-GROEP B.V.,
beide gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTERS,
advocaten:
mr. C. Nekemanen
mr. B. de Ruijter, beiden kantoorhoudende te Amsterdam.
1.
Het verloop van het geding
1.1 Verzoekster wordt hierna aangeduid met FNV. Verweersters worden hierna ieder afzonderlijk met Ambulance Amsterdam en AA-Groep aangeduid en gezamenlijk met Ambulance Amsterdam c.s.
1.2 FNV heeft bij op 23 mei 2018 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verzoekschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van Ambulance Amsterdam c.s. over de periode vanaf 2012, met veroordeling van Ambulance Amsterdam c.s. in de kosten van het geding.
1.3 Ambulance Amsterdam c.s. hebben bij op 28 juni 2018 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verweerschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht primair het verzoek van FNV af te wijzen, met veroordeling van FNV in de kosten van het geding, inclusief nakosten, met bepaling dat het verzoek niet op redelijke grond is gedaan, en subsidiair de reikwijdte van een te bevelen onderzoek te beperken tot Ambulance Amsterdam over de periode vanaf 2016.
1.4 Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 12 juli 2018. Bij die gelegenheid hebben de advocaten de standpunten van de onderscheiden partijen toegelicht aan de hand van aan de Ondernemingskamer en de wederpartij overgelegde aantekeningen en wat mr. Nekeman betreft onder overlegging van op voorhand aan de Ondernemingskamer en de wederpartij gezonden nadere producties 35 tot en met 39. Partijen en hun advocaten hebben vragen van de Ondernemingskamer beantwoord en inlichtingen verstrekt.
2 De feiten
De Ondernemingskamer gaat uit van de volgende feiten:
2.1Ambulance Amsterdam is op 30 december 1969 opgericht en heeft haar huidige vorm gekregen in januari 2012 door het samengaan van Verenigd Ziekenvervoer Amsterdam (VZA) en de Ambulancedienst en meldkamer Ambulancezorg van de GGD Amsterdam. AA-Groep, opgericht op 10 april 1957, houdt de aandelen in het geplaatste kapitaal van Ambulance Amsterdam.
2.2Zowel AA-Groep als Ambulance Amsterdam heeft een raad van commissarissen. Deze organen bestaan uit dezelfde personen. Er is op het niveau van AA-Groep een ondernemingsraad ingesteld, waarin Ambulance Amsterdam vertegenwoordigd is.
2.3[A] (hierna: [A] ) was vanaf 1 maart 2010 bestuurder van AA-Groep en vanaf 7 mei 2014 bestuurder van Ambulance Amsterdam. Bij zijn vertrek per 31 december 2016 is hem een afvloeiingsregeling toegekend van € 180.095. Naast [A] was [B] bestuurder van AA-Groep en Ambulance Amsterdam vanaf 16 december 2013 respectievelijk 7 mei 2014 tot 3 juli 2015. Vanaf 1 januari 2016 tot 15 maart 2018 was [C] (hierna: [C] ) bestuurder van Ambulance Amsterdam c.s. (tot 1 januari 2017 naast [A] ). [D] (hierna: [D] ) trad vanaf 15 maart 2018 op als interim-bestuurder en is op 1 juni 2018 tot permanent bestuurder van Ambulance Amsterdam c.s. benoemd, in overleg met en op advies van de raden van commissarissen en nadat de ondernemingsraad daarover positief had geadviseerd.
2.4Ambulance Amsterdam exploiteert een ambulancedienst, die acute ambulancezorgverlening en besteld ambulancevervoer verzorgt. Ambulance Amsterdam is aangewezen als Regionale Ambulancevoorziening (hierna: RAV) in de zin van de Tijdelijke wet ambulancezorg voor de regio’s Amsterdam-Amstelland en Zaanstreek-Waterland. Ambulance Amsterdam Kennemerland B.V., een andere dochter van AA-Groep, neemt deel in de Coöperatieve RAV Kennemerland, die voor de regio Kennemerland is aangewezen als RAV. Als RAV draagt Ambulance Amsterdam zorg voor het in stand houden van een meldkamer en het (doen) verlenen van ambulancezorg binnen haar regio’s. Ambulance Amsterdam c.s. heeft ongeveer 500 medewerkers in dienst. Ambulance Amsterdam is gebonden aan de cao sector ambulancezorg.
2.5Op 3 november 2013 heeft onderzoeksbureau Panteia een rapport uitgebracht naar aanleiding van een in oktober van dat jaar uitgevoerd medewerkerstevredenheidsonderzoek (MTO) onder alle medewerkers van Ambulance Amsterdam. Volgens dit rapport is door de veranderingen die in relatief korte tijd bij Ambulance Amsterdam zijn doorgevoerd veel onrust ontstaan, terwijl de verandertrajecten op zichzelf al vrij negatief worden beoordeeld. “
Daarnaast is door de veranderingen, en doordat ambulances vaak niet volgens planning inzetbaar zijn, een hoge werkdruk ontstaan. De medewerkers hebben vanwege het hoge tempo van de veranderingen de indruk gekregen dat de directie onvoldoende op de hoogte is van wat er speelt op de werkvloer, en zijn het vertrouwen in hen kwijt. (…) Alles bij elkaar genomen blijkt minder dan de helft van de medewerkers van Ambulance Amsterdam tevreden over het werk.”
2.6Eind 2014 hebben medewerkers van Ambulance Amsterdam en de ondernemingsraad het vertrouwen in de directie opgezegd. FNV heeft het bestuur en de raad van commissarissen van Ambulance Amsterdam daarover in december 2014 aangeschreven. FNV heeft naar aanleiding van klachten die zij van het personeel van Ambulance Amsterdam heeft ontvangen een meldpunt ingesteld. Verder heeft FNV de Inspectie voor de Gezondheidszorg en de Inspectie SZW ingeschakeld. De Inspectie SZW heeft na het uitvoeren van onderzoek een aanzegging opgelegd gedurende zes maanden tot eind 2015.
2.7Onderzoeksbureau Andersson Elffers Felix (AEF) heeft op 3 maart 2015 een rapport uitgebracht naar aanleiding van een in opdracht van Ambulance Amsterdam uitgevoerd onderzoek op een drietal thema’s: koers van Ambulance Amsterdam, evaluatie van het nieuwe bestuursmodel en verbinding in de organisatie. In dit rapport staat: “
(…) AA is de afgelopen jaren overvraagd. Het was, terugkijkend, teveel tegelijk. AA is er onvoldoende in geslaagd om het tempo van de veranderingen aan te passen aan ‘rek’ in de organisatie. Dat heeft grote interne spanningen veroorzaakt: hoge werkdruk, onzekerheid over het toekomstperspectief, afnemend vertrouwen tussen organisatieonderdelen en weinig vertrouwen in leidinggevenden. De externe druk op AA om op alle fronten tot verbetering en vernieuwing te komen was de afgelopen jaren erg groot. En dat zal de komende jaren zo blijven (…)”.
2.8FNV heeft op 17 december 2015 brieven gezonden aan het bestuur van Ambulance Amsterdam c.s. en de raad van commissarissen van Ambulance Amsterdam. De in zoverre gelijkluidende brieven bevatten een uiteenzetting van de bevindingen op grond waarvan bij FNV en haar bij Ambulance Amsterdam werkzame leden grote zorgen bestaan over het binnen Ambulance Amsterdam gevoerde beleid. De brieven zijn bedoeld als kennisgeving van bezwaren tegen het beleid en de gang van zaken in de zin van artikel 2:349 lid 1 BW en bevatten de mededeling dat de reactie op de brief voor FNV mede van invloed zal zijn bij het nemen van een besluit over het indienen van een enquêteverzoek bij de Ondernemingskamer.
2.9FNV heeft voornoemde ‘enquêtebrieven’ onder de aandacht van de ondernemingsraad gebracht. De ondernemingsraad heeft in januari 2016 aan FNV gemeld de bevindingen van FNV voor kennisgeving aan te nemen, maar zich gezien de huidige (positieve) ontwikkelingen binnen Ambulance Amsterdam niet achter de in de brief genoemde standpunten te scharen.
2.1In juni 2016 heeft organisatie-adviesbureau Vodemol een rapport uitgebracht naar aanleiding van een Preventief Medisch Onderzoek naar de werkdruk en de gevolgen daarvan bij het personeel van Ambulance Amsterdam. Volgens dit rapport zijn de gevolgen van de psychosociale arbeidsbelasting voor medewerkers op groepsniveau geringer dan de Nederlandse benchmark. “
(…) Tegelijkertijd is er een beperkte groep medewerkers, die hoge werkdruk ervaart en er ook last van heeft in termen van werkstress. De ernst van de klachten van deze groep is echter wel substantieel.” Vodemol geeft tien aanbevelingen voor beleid op het gebied van psychosociale arbeidsbelasting.
2.11In 2016 hebben FNV, vertegenwoordigd door [E] (hierna: [E] ), en het bestuur en de raad van commissarissen van Ambulance Amsterdam met elkaar gecorrespondeerd en gesprekken gevoerd over de door FNV naar voren gebrachte zorgen. [C] heeft in een brief van 9 augustus 2016 aan FNV bevestigd: “
(…) dat in het verleden gemaakte keuzes m.b.t. nieuwe activiteiten niet in alle gevallen goed hebben uitgepakt en nu niet meer zo zouden worden gemaakt. Ook bevestig ik u dat het van groot belang is voor de medewerkers van Ambulance Amsterdam om werkstress te voorkomen, te voorzien in de benodigde scholing en de cao na te leven.” Ambulance Amsterdam heeft bij die brief een grote hoeveelheid stukken aan FNV doen toekomen.
2.12Voormeld overleg heeft ertoe geleid dat FNV en Ambulance Amsterdam op 23 november 2016 een overeenkomst hebben gesloten. In de aanhef is overwogen dat Ambulance Amsterdam de nodige besluiten heeft genomen en activiteiten in gang heeft gezet om de door FNV geconstateerde problemen op te gaan lossen. Afgesproken is:
“
1. Aan het einde van het eerste kwartaal van 2017 zal een evaluatie tussen partijen plaatsvinden van de resultaten van het ingezette beleid van[Ambulance Amsterdam]
met name voor wat betreft werkdruk, scholing en Governance.
2. Daarin zal in het bijzonder aandacht worden besteed aan de resultaten van de maatregelen die op basis van de rapportage werkdrukonderzoek van Vodemol in juni 2016 zijn genomen. Doelstelling is dat uit evaluatie blijkt dat er aantoonbare verbeteringen zijn opgetreden in vergelijking met de diagnose, zoals die uit dat rapport blijkt.
3. Voor het einde van het eerste kwartaal van 2017 heeftAmbulance Amsterdam]
, zoals de CAO ook voorschrijft, met alle medewerkers een jaargesprek gevoerd (…). Een persoonlijk opleidingsplan (…) en loopbaangesprek en op basis daarvan een loopbaanplan (…) zal in de loop van 2017 worden gevoerd met alle werknemers.
4. Ambulance Amsterdam zal actief beleid voeren om het aantal overuren terug te dringen (…) om overwerk en overtredingen van de ATW te voorkomen. Uit de evaluatie dient te blijken dat het aantal uren overwerk van 2017 t.o.v. 2016 gaandeweg met tenminste 50% is terug gedrongen. (…) Dit beleid is erop gericht om de oorzaken van de werkdruk aan te pakken door onder meer het overwerk terug te dringen, zonder dat dit gepaard gaat met uitbreiding van de inzet van externe inhuur en flexkrachten. Overwerk door uitloop dienst kan verder worden teruggedrongen door de paraatheid structureel te verhogen, hetgeen afhankelijk is van voldoende instroom van gekwalificeerde medewerkers. (…)
5. Ambulance Amsterdam zal de FNV in het eerste kwartaal van 2017 informeren over de vorderingen en ontwikkelingen van Ambulance Amsterdam. Hierover zal er aan het einde van dat kwartaal een overleg plaatsvinden aan de hand van tevoren doorAmbulance Amsterdam]
aan FNV verschafte schriftelijke informatie over de resultaten (…)
6. Voor het einde van 2016 zullen de wijzigingen van de bevoegdheidsverdeling tussen de leden van de statutaire directie, de heer [C] en de heer [A] , verwerkt zijn in het Reglement van Bestuur (directiestatuut), waarvan een afschrift aan de FNV zal worden verschaft. (…)
8. Tot slot is afgesproken dat deze afspraken gelden ervan uitgaande dat zich geen onvoorziene omstandigheden zullen voordoen die de uitvoering belemmeren. (…)”
2.13In het voorjaar van 2017 heeft een MTO onder de medewerkers van Ambulance Amsterdam plaatsgevonden.
2.14Op 3 april 2017 hebben [E] en [C] een voortgangsoverleg gevoerd naar aanleiding van de op 23 november 2016 gemaakte afspraken. Volgens het verslag van dit overleg “
(…) constateert [ [E] ] dat inhoudelijk afspraken zijn nagekomen en toont[hij]
zich niet ontevreden met de progressie die gemaakt is, m.n. ten aanzien van de terugdringing van overwerk. Tegelijkertijd ziet hij beleidsmaatregelen in voorbereiding dan wel in uitvoering waar het resultaat nog van moet blijken.”
2.15Ambulance Amsterdam en de zorgverzekeraars Zilveren Kruis / Achmea en VGZ hebben in het najaar van 2017 een extern deskundige opgedragen onderzoek te doen naar de bekostiging van de ambulancezorg in de regio’s Amsterdam-Amstelland en Zaanstreek-Waterland. Naar aanleiding hiervan is op 30 maart 2018 het rapport ‘Onderzoek naar exploitatie 2014-2017 en naar zorgprestaties 2016’ uitgebracht. Daarin staat:
“
(…) Belangrijkste kenmerk in de bekostiging van ambulancezorg is dat de beschikbaarheid van capaciteit centraal staat. Capaciteit betreft de inzet van directe medewerkers en wordt uitgedrukt in het aantal benodigde acht-uurs-diensten per week verdeeld naar dagdelen en dagsoorten. Eventuele effecten op die benodigde capaciteit als gevolg van volumeontwikkeling worden (inmiddels) in de bekostiging van jaar t+2 opgenomen. Andersom, de bekostiging in jaar t is gebaseerd op de capaciteit jaar t-2. (…) In de periode 2015 en 2016 bestond qua bekostiging tijdelijk een grotere afstand tot de relevante data in het capaciteitsmodel (2012) (…). In 2012 en 2014 is de productiegroei nihil (…). Feitelijk geldt hier dus ook t-2.”
2.16Tijdens een voortgangsoverleg op 25 september 2017 tussen [E] en [C] heeft [E] volgens het daarvan opgemaakte verslag gezegd te waarderen dat [C] ‘luistert’ naar de medewerkers en ook naar FNV. Wel heeft [E] gemeld dat er nog steeds klachten bij hem binnenkomen, onder andere over werkdruk en werktijden, en dat hij ziet dat de prestaties van Ambulance Amsterdam nog niet op het gewenste niveau zijn. [C] heeft daarop naar voren gebracht dat er nog steeds veel werk te verzetten is, dat de constateringen van medewerkers voor hem herkenbaar zijn en dat deze met prioriteit moeten worden aangepakt. [C] heeft diverse maatregelen genoemd, zoals meer decentraal werken van het Roosterbureau, betere afstemming tussen Operatie en Opleiden en optimaliseren van de transitie naar het nieuwe roosterprogramma. [E] en [C] hebben afgesproken op korte termijn opnieuw met elkaar in overleg te treden. In het verslag staat dat het overleg in goede sfeer is verlopen.
2.17[E] en [C] hebben tijdens een voortgangsoverleg op 28 november 2017 afgesproken dat Ambulance Amsterdam [E] alsnog zal voorzien van volgens hem ontbrekende informatie over loopbaan- en functioneringsgesprekken, overwerk en uitzendkrachten.
2.18[C] heeft [E] bij brief van 15 december 2017 niet alleen de in 2.17 bedoelde informatie gezonden, maar ook informatie waarmee wordt bevestigd dat de werkdruk en het overwerk bij Ambulance Amsterdam toenemen. De verslechtering van de werkdrukbeleving, die blijkt uit een vergelijking van het MTO van voorjaar 2017 met dat van 2013, was volgens [C] te verwachten “
(…) gelet op de stijging van het aantal ambulance-inzetten in onze regio met ruim 15% t.o.v. 2013, tegen een uitbreiding van de paraatheid met 8%. Omdat de bekostiging van het zorgvolume niet prospectief maar retrospectief wordt toegekend, loopt AA in opleiding van benodigde medewerkers steeds achter de feiten aan. Bovendien ontwikkelt de zorgvraag in Amsterdam sneller dan de opleidingscapaciteit bij AA aan kan.”. Om dit probleem het hoofd te kunnen bieden, heeft Ambulance Amsterdam een aanvraag bij het ministerie van VWS ingediend om deel te mogen nemen aan een pilot die beoogt de werkdruk op de acute ambulancezorg in de grote steden te verkleinen. Deze pilot behelst “
(…) een aanvullende vorm van zorgdifferentiatie voor de planbare ambulancezorg tussen de ALS-ambulance (high care) en de zorgambulance (low care): de Medium Care Ambulance.”. Volgens [C] wordt “
(…)[d]
e instroom van verpleegkundigen (…) door deze nieuwe zorgdifferentiatie verbreed en de duurzame inzetbaarheid van ambulanceverpleegkundigen (…) vergroot wanneer het werk in de acute zorg te zwaar wordt. Het is onze visie dat deze nieuwe zorgdifferentiatie nodig is om de stagnatie in de uitbreiding van de paraatheid vlot te trekken. Er zijn te weinig gespecialiseerde verpleegkundigen die opgeleid willen worden tot Ambulanceverpleegkundigen en de uitstroom van Ambulanceverpleegkundigen is te groot om de benodigde uitbreiding te realiseren (…)”. [C] heeft daarnaast het uitbreiden van de hulp van naastgelegen regio’s door gecoördineerde bovenregionale planbare zorg genoemd als initiatief om de werkdruk te verlagen.
Verder heeft [C] in de brief van 15 december 2017 de verwachting uitgesproken dat in 2017 het totale overwerk, dus in de combinatie van extra diensten en uitloopdiensten, zal zijn gestegen met circa 10% ten opzichte van 2016. Hierdoor neemt het overwerk toe van gemiddeld 3,9 uur per fte per maand naar gemiddeld 4,3 uur per fte per maand. Ambulance Amsterdam is er in 2017 slechts beperkt in geslaagd de paraatheid uit te breiden, omdat de instroom van ambulanceverpleegkundigen is achtergebleven bij de uitstroom. [C] heeft toegelicht dat de totale inzet van uitzendkrachten in 2017 naar verwachting met circa 10% zal dalen, waardoor hun aandeel in de formatie – omgerekend naar fte – in dat jaar 3,7% is, ten opzichte van 4,1% in 2016.
Volgens de brief worden de jaargesprekken op teamniveau volgens planning gevoerd. Wat betreft de loopbaangesprekken is Ambulance Amsterdam in 2017 gestart met een pilot, in het kader waarvan een interne loopbaancoach met 28 medewerkers die zich hiervoor hebben aangemeld, een loopbaangesprek heeft gevoerd.
2.19FNV heeft bij brief van haar advocaat aan Ambulance Amsterdam van 20 december 2017 gemeld dat de inhoud van [C] brief van 15 december 2017 en de wijze waarop in 2017 inhoud is gegeven aan het nakomen van de op 23 november 2016 gemaakte afspraken, voldoende grond zijn om een juridische procedure te starten tot naleving van deze afspraken. Over de ontwikkelingen waarmee Ambulance Amsterdam blijkens de brief van 15 december 2017 wordt geconfronteerd en die van invloed zijn op de resultaten van het gevoerde beleid, heeft FNV opgemerkt dat deze niet nieuw zijn “
(…), deze speelden ook reeds in 2016 toen de gesprekken gevoerd zijn die uitgemond zijn in een aantal concrete afspraken. Bij de FNV was het beeld ontstaan dat er sprake was van een serieuze bereidheid bij Ambulance Amsterdam om die onderwerpen waarover afspraken zijn gemaakt de hoogste prioriteit toe te kennen en resultaatgericht aan te gaan pakken. Het feit dat op een aantal essentiële punten dit niet is gelukt en zelfs een omgekeerde tendens waarneembaar is, doet bij FNV het vermoeden ontstaan dat u niet bereid bent om de afspraken en/of de cao na te komen.”
FNV heeft Ambulance Amsterdam nog tot eind maart 2018 de gelegenheid geboden de afspraken alsnog na te komen, alvorens juridische stappen te ondernemen.
2.2Ambulance Amsterdam heeft bij brief van haar advocaat van 24 januari 2018 gereageerd op voormelde brief van FNV. Blijkens die brief “
(…) erkent[Ambulance Amsterdam]
de arbeidsproblematiek binnen de ambulancezorg en heeft oog voor wat in de cao en het convenant is afgesproken. Ambulance Amsterdam doet er dan ook alles aan om de afspraken na te leven. Ambulance Amsterdam is net als FNV (…) teleurgesteld dat de arbeidsproblematiek desondanks aanhoudt. De door u genoemde punten hebben en houden dan ook de volle aandacht van Ambulance Amsterdam (…)”, waarna Ambulance Amsterdam inhoudelijk is ingegaan op de door FNV naar voren gebrachte punten.
2.21FNV heeft bij brief van haar advocaat van 14 maart 2018 diverse onderwerpen genoemd en toegelicht die in aanvulling op de in 2.8 vermelde enquêtebrieven volgens haar maken dat ernstig moet worden getwijfeld aan het gevoerde beleid binnen Ambulance Amsterdam c.s. Ambulance Amsterdam heeft steeds naar externe ontwikkelingen gewezen, terwijl het nu juist aan het door Ambulance Amsterdam gevoerde beleid ligt dat daar niet adequaat op ingespeeld is, aldus FNV in de brief. FNV heeft laten weten naar aanleiding daarvan besloten te hebben de Ondernemingskamer te verzoeken een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van Ambulance Amsterdam c.s. FNV heeft op 15 maart 2018 een afschrift van deze brief aan de ondernemingsraad gezonden.
2.22In de jaren 2014, 2015 en 2016 was de exploitatie van Ambulance Amsterdam verlieslijdend; het resultaat bedroeg in 2014 € 1.625.279 negatief, in 2015 € 1.895.435 negatief en in 2016 € 1.605.110 negatief. Over 2017 is een positief resultaat van € 973.595 behaald.