ECLI:NL:GHAMS:2018:4006

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 oktober 2018
Publicatiedatum
31 oktober 2018
Zaaknummer
200.174.829/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake zorgregeling en omgangsregeling tussen ouders na beëindiging relatie

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 30 oktober 2018, gaat het om een hoger beroep inzake de zorg- en omgangsregeling tussen de ouders van twee kinderen, [kind a] en [kind b]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, en de vader, verweerder in hoger beroep, hebben een complexe relatie met een verstoorde communicatie sinds hun uiteengaan in 2012. De zorgregeling tussen de vader en de kinderen is in juni 2015 na een incident gestaakt, en sindsdien zijn er verschillende pogingen gedaan om de omgang te herstellen, maar zonder succes. De Raad voor de Kinderbescherming heeft in zijn rapport van 12 juni 2017 geadviseerd om de kinderen onder toezicht te stellen, maar dit verzoek werd door de rechtbank Den Haag afgewezen. De ouders hebben inmiddels ingestemd met deelname aan het traject 'Kinderen uit de Knel', dat op 8 november 2018 van start zal gaan.

Tijdens de zitting op 21 september 2018 heeft het hof vastgesteld dat er sinds het uiteengaan van de ouders sprake is van een verstoorde verstandhouding en dat de communicatie tussen hen moeizaam verloopt. Het hof heeft besloten om geen zorgregeling vast te stellen, maar heeft wel bepaald dat de moeder de vader eenmaal per maand schriftelijk zal informeren over belangrijke zaken met betrekking tot de kinderen. Dit besluit is genomen in het belang van de kinderen en om de onderlinge verstandhouding tussen de ouders te verbeteren. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 13 mei 2015 vernietigd voor zover deze aan het oordeel van het hof onderworpen was en het verzoek van de vader tot vaststelling van een regeling inzake de verdeling van zorg- en opvoedingstaken afgewezen. De ouders zijn nu verplicht om binnen het hulpverleningstraject afspraken te maken over de omgang en de wijze waarop contact met de vader kan worden hersteld.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.174.829/01
Zaaknummer rechtbank: C/15/213265 / FA RK 14-1410
Beschikking van de meervoudige kamer van 30 oktober 2018 inzake
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. G. Raap te Almere,
en
[de vader] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader.
In zijn adviserende en/of toetsende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming, Noord-Holland, locatie: Haarlem
hierna te noemen: de raad.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1.
Het hof verwijst naar en neemt over hetgeen is opgenomen in zijn (tussen)beschikking van 12 april 2016, zoals hersteld bij beschikking van 19 juli 2016. Het hof heeft hierbij een voorlopige zorgregeling bepaald die inhoudt dat [kind a] en [kind b] iedere zondag van 9.30 uur tot 18.30 uur bij de vader verblijven. Voorts is bepaald dat de overdracht van de kinderen
’s ochtends ten huize van de grootouders (moederszijde) zal plaatsvinden, waar mogelijk begeleid door de opa en bij diens afwezigheid door de oma, en ’s middags ten huize van de vader. De behandeling van de zaak is pro forma aangehouden tot zondag 29 mei 2016.
1.2.
Het hof heeft op 20 mei 2016 een brief over de stand van zaken van de vader ontvangen.
1.3.
Het hof heeft op 6 juni 2016 een brief over de stand van zaken met bijlagen van de moeder ontvangen.
1.4
Het hof heeft de behandeling van de zaak vervolgens aangehouden tot 10 november 2016 in afwachting van de resultaten van het inmiddels gestarte traject Ouderschap blijft.
1.5
De behandeling van de zaak is op 10 november 2016 voortgezet. Het hof heeft een raadsonderzoek gelast naar de mogelijkheden voor een omgangsregeling tussen de vader en de kinderen en in afwachting daarvan de voorlopige omgangsregeling zoals neergelegd in de beschikking van 12 april 2016 geschorst. Het hof heeft de ouders opgedragen het traject bij Ouderschap blijft voort te zetten, zich te houden aan hetgeen Ouderschap blijft hen in het kader van de omgangsregeling opdraagt alsmede de individuele begeleiding die de gezinsleden van Ouderschap blijft ontvangen voort te zetten gedurende het onderzoek door de raad. De zaak is pro forma aangehouden tot 25 juni 2017.
1.6
Na de zitting van 10 november 2016 zijn de volgende stukken ingekomen:
- een raadsrapport van 12 juni 2017, ingekomen op 13 juni 2017;
- een brief van de raad van 25 juli 2017;
- een journaalbericht van de zijde van de vader waarin is meegedeeld dat zijn advocaat mr. J.H. van der Tol zich onttrekt;
- een brief van de raad van 9 februari 2018, ingekomen op 12 februari 2018;
- een journaalbericht van de zijde van de moeder van 28 februari 2018 met bijlage;
- een raadsrapport van 24 juli 2018 met bijlagen, ingekomen op 1 augustus 2018.
1.7
De behandeling van de zaak is op 21 september 2018 voortgezet. Ter terechtzitting zijn verschenen:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader;
- de heer V. Aelbers, vertegenwoordiger van de raad.

2.De verdere feiten

Partijen hebben een relatie gehad. Zij zijn de ouders van [kind a] en [kind b] (hierna gezamenlijk: de kinderen). De ouders oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit over de kinderen. De kinderen verblijven bij de moeder. De zorgregeling tussen de vader en de kinderen is in juni 2015 na een incident gestaakt en sindsdien heeft [kind b] nog korte tijd alleen omgang met de vader gehad waarna ook deze regeling is gestaakt. Sindsdien is er tevergeefs getracht met het inzetten van hulpverlening tot een hervatting van een contactregeling tussen de vader en de kinderen te komen en heeft de raad in zijn rapport van 12 juni 2017 geadviseerd om de kinderen onder toezicht te stellen en iedere verdere beslissing omtrent de zorgregeling aan te houden. De rechtbank Den Haag heeft echter het verzoek van de raad om een ondertoezichtstelling afgewezen. Tegen deze beslissing is de raad in hoger beroep gegaan bij het gerechtshof Den Haag. Ter zitting in die procedure hebben beide ouder verklaard bereid te zijn deel te nemen aan het traject Kinderen uit de Knel. Het gerechtshof Den Haag heeft bij beschikking van 31 januari 2018 de behandeling van de zaak aangehouden in afwachting van het opstarten van dit traject.

3.De verdere beoordeling

3.1
De raad heeft in het raadsrapport van 24 juli 2018 hulpverlening geadviseerd in de vorm van het traject Kinderen uit de knel. De raad acht het voor de kinderen van groot belang dat zij de mogelijkheid krijgen om met beide ouders onbelast contact te hebben en een band met de vader op te bouwen of tenminste een genuanceerd beeld van hem te vormen. Het is belangrijk dat er in het hulpverleningstraject met partijen afspraken worden gemaakt over de wijze waarop het contact tussen de vader en de kinderen hersteld kan worden en dat deze afspraken gemonitord worden, aldus de raad. Binnen het hulpverleningstraject dient volgens de raad te worden onderzocht en bepaald op welke wijze en in welke frequentie contact met de vader aansluit bij de belangen, behoeften en draagkracht van de kinderen.
Ter zitting in hoger beroep van 21 september 2018 heeft de raad hier nog aan toegevoegd dat ouders enkel invloed hebben op hun eigen inzet. De raad heeft benadrukt dat zij een voorbeeldfunctie voor hun kinderen hebben ten aanzien van de omgang met de ander.
3.2
De ouders hebben ter zitting in hoger beroep op 21 september 2018 beiden bevestigd dat zij willen starten met Kinderen uit de Knel. De start van dit traject is nu voorzien voor
8 november aanstaande. De moeder heeft verklaard nog steeds één keer per maand informatie aan de vader te sturen over belangrijke dingen die de kinderen betreffen. De vader heeft verklaard te begrijpen dat er op dit moment geen zorgregeling kan worden vastgesteld; wel ontvangt hij graag één keer per maand schriftelijke informatie van de moeder over de schoolgang, de gezondheid, sport en bijzondere prestaties van de kinderen.
3.3
Het hof overweegt als volgt.
Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is het volgende gebleken. Sinds het uiteengaan van partijen in 2012 is er sprake van een verstoorde verstandhouding en zeer moeizame communicatie tussen de ouders. Sinds 2014 zijn zij verwikkeld in juridische procedures aangaande de kinderen. Er zijn de afgelopen jaren diverse vormen van hulpverlening ingezet (onder meer Jeugdformaat, Villa Pinedo en Ouderschap blijft) maar de hulpverlening is niet goed van de grond gekomen dan wel (in het geval van Ouderschap blijft) gestagneerd. Er is bij beide ouders sprake van teleurstelling en frustratie over het handelen van de ander en het lukt hen niet om het belang van de kinderen voorop te stellen en met elkaar op ouderniveau samen te werken. Hierdoor is er sinds geruime tijd geen omgang meer tussen de vader en de kinderen.
In de omstandigheid dat de ouders op 8 november 2018 zullen starten met het traject Kinderen uit de knel alsmede gelet op het advies van de raad zoals neergelegd in het raadsrapport van 24 juli 2018, ziet het hof aanleiding om een eindbeslissing te geven en (thans) geen omgangsregeling vast te stellen. Partijen zullen in genoemd traject (ook) de mogelijkheden voor omgang en de vorm waarin die (mogelijke) omgang plaats kan vinden dienen te onderzoeken. De procedure bij het gerechtshof Den Haag is in afwachting van het verloop van dit traject aangehouden. Voor de onderlinge verstandhouding en het welslagen van dit traject is het niet bevorderlijk om daarnaast ook nog een procedure over de zorgregeling aan te houden bij het hof te Amsterdam. De ouders hebben ter zitting in hoger beroep van 21 september 2018 beiden te kennen gegeven deze zienswijze te onderschrijven.
Nu de vrouw daartegen geen bezwaar heeft en ook dit in het belang van de kinderen geacht kan worden zal het hof voorts bepalen dat de vrouw de man één keer per maand schriftelijk informeert over de schoolgang, de gezondheid, sport en bijzondere prestaties van de kinderen.

4.Beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Noord-Holland (locatie: Haarlem) van 13 mei 2015, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en (in zoverre) opnieuw beschikkende:
wijst het inleidend verzoek van de man tot vaststelling van een regeling inzake de verdeling van zorg- en opvoedingstaken af;
bepaalt een informatievoorziening, inhoudende dat de vrouw de man eenmaal per maand schriftelijk zal informeren omtrent de schoolgang, de gezondheid, sport en bijzondere prestaties van de kinderen;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.F.G.H. Beckers, M.J. Leijdekker en M.E. Burger, in tegenwoordigheid van mr. V.A.M. Willemsen als griffier en is op 30 oktober 2018 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.