ECLI:NL:GHAMS:2018:3997

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 oktober 2018
Publicatiedatum
31 oktober 2018
Zaaknummer
23-003611-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake opzetheling van een Volkswagen Golf

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1978, was aangeklaagd voor opzetheling van een Volkswagen Golf, die op 11 december 2016 in Amsterdam was verworven. De politierechter had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld, waarbij zijn raadsman aanvoerde dat de verdachte niet de bestuurder van de auto was, maar op de achterbank zat. Het hof heeft echter vastgesteld dat de verdachte wel degelijk de bestuurder was en dat hij wist dat de auto door misdrijf was verkregen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste, toegewezen tot een bedrag van €14.110,00. Het hof heeft de verdachte ook verplicht om dit bedrag te betalen, vermeerderd met wettelijke rente. De beslissing is genomen op basis van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, waarbij het hof heeft benadrukt dat heling een inbreuk op het eigendomsrecht vormt en bijdraagt aan de instandhouding van de afzetmarkt voor gestolen goederen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003611-17
datum uitspraak: 25 oktober 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 6 oktober 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-098063-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 11 oktober 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 11 december 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een goed te weten een (personen)auto (merk Volkswagen Golf, kleur grijs) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De verdediging heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte vrijgesproken dient te worden, omdat hij niet de bestuurder van de auto is geweest. De verdediging stelt zich op het standpunt dat de verdachte op de achterbank zat. De raadsman heeft hiertoe, kort samengevat, aangevoerd dat er te veel waarde wordt gehecht aan het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 1] die de verdachte heeft herkend als de bestuurder van de auto. Volgens de verdediging is deze herkenning onterecht, omdat de auto enigszins getinte ruiten heeft en de verbalisant de bestuurder derhalve niet goed heeft kunnen zien. Daarnaast heeft de verbalisant de verdachte herkend op een foto waarop de verdachte geboeid te zien is, wat volgens de verdediging bijdraagt aan de oordeelsvorming van de verbalisant doordat de verdachte crimineel zou ogen. Het proces-verbaal verschaft volgens de verdediging geen zekerheid omtrent de vraag of de verdachte de enige persoon in de auto was.
Het hof acht het niet aannemelijk dat een ander dan de verdachte de auto bestuurde, noch dat de verdachte slechts min of meer toevallig in de auto aanwezig was. Verbalisant [verbalisant 1] heeft gerelateerd door zijn open raam slechts één persoon in de auto te hebben gezien en deze verbalisant heeft, nadat hem een foto van de verdachte direct na aanhouding is getoond, zonder enig voorbehoud de verdachte als bestuurder herkend. Ook verbalisant [verbalisant 2] heeft verklaard dat hij slechts één persoon in de auto heeft zien zitten, namelijk de bestuurder. Daarbij komt dat de verdachte heeft verklaard dat hij in de auto zat en heeft gepoogd te vluchten voor de verbalisanten.
Het hof stelt vast dat de auto Duitse kentekenplaten had en dat de bij deze auto horende Nederlandse kentekenplaat zichtbaar op de achterbank lag.
De verdachte heeft geen aannemelijke verklaring afgelegd over zijn aanwezigheid in de auto. Het hof is van oordeel dat het onder deze omstandigheden niet anders kan dan dat de verdachte ten tijde van het voorhanden hebben van de auto wist dat het een door misdrijf verkregen goed was.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 11 december 2016 te Amsterdam, een goed te weten een (personen)auto (merk Volkswagen Golf, kleur grijs) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzetheling.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg is opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan mede gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opzetheling van een gestolen personenauto. Dit is een inbreuk op het eigendomsrecht. Het delict van heling bevordert het plegen van vermogensdelicten zoals diefstallen, doordat de daders van deze vermogenscriminaliteit voorzien worden van een afzetmarkt voor hun buit. Door aldus te handelen draagt de verdachte bij aan de instandhouding van de afzetmarkt voor gestolen goederen.
De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het hof niet gebracht tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van de eerste rechter, met dien verstande dat het hof bij de strafoplegging thans mede acht heeft geslagen op artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 14.935,83. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van €14.110,00.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden, omdat de schade is ontstaan tijdens het vluchten voor de politie bij verdenking van de opzetheling. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 22c, 22d, 36f, 63 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 14.110,00 (veertienduizend honderdtien euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde], ter zake van het bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 14.110,00 (veertienduizend honderdtien euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
105 (honderdvijf) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 december 2016, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Kengen, mr. P.F.E. Geerlings en mr. R.P. den Otter, in tegenwoordigheid van I.J.A. Barends, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 25 oktober 2018.
Mr. Kengen en mr. Den Otter zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.
[…]