ECLI:NL:GHAMS:2018:3992

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 september 2018
Publicatiedatum
30 oktober 2018
Zaaknummer
23-000043-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake beschadiging van een auto door verkeersagressie

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1989, werd beschuldigd van het opzettelijk en wederrechtelijk beschadigen van een personenauto, toebehorende aan een ander, op 8 september 2015 te Nieuw-Vennep. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 250, subsidiair vijf dagen hechtenis, met een proeftijd van één jaar. De advocaat-generaal vorderde dezelfde straf in hoger beroep.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 14 september 2018 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte met opzet met zijn fiets tegen het portier van de auto van de aangeefster is gereden, wat heeft geleid tot schade aan de auto. De verdediging voerde aan dat niet eenduidig kon worden vastgesteld dat de verdachte de schade had veroorzaakt, maar het hof verwierp dit verweer. Het hof oordeelde dat de verklaringen van de aangeefster en een politie-inspecteur betrouwbaar waren en dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de beschadiging van de auto.

Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en verklaarde het bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde had begaan. De verdachte werd strafbaar verklaard en het hof legde een geldboete van € 250 op, in voorwaardelijke vorm, met een proeftijd van één jaar. Het hof overwoog dat de verdachte zijn medeweggebruiker een onplezierige middag had bezorgd en dat zijn agressieve reactie op het verkeersgedrag van de aangeefster niet gerechtvaardigd was. De op te leggen straf was gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000043-18
datum uitspraak: 28 september 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 21 december 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-028316-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 14 september 2018.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 8 september 2015, te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien
verstande dat:
hij op 8 september 2015 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto, toebehorende aan [slachtoffer] , heeft beschadigd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Nadere bewijsoverweging

De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde omdat niet eenduidig is vast te stellen dat de verdachte schade heeft veroorzaakt aan de door de aangeefster [naam] bestuurde auto. Het hof verwerpt dit verweer en overweegt daartoe het volgende.
Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen staat vast dat de verdachte op 8 september 2015 te Nieuw-Vennep met opzet met het voorwiel van zijn fiets tegen het passagiersportier van de door de aangeefster bestuurde auto, een BMW die toebehoorde aan haar vriend [slachtoffer] , is aangereden. Dat gebeurde met de nodige vaart, getuige het feit dat het achterwiel van de fiets omhoog kwam, toen het voorwiel van de fiets de BMW raakte. Een dergelijke handelwijze is in het algemeen geschikt om schade te veroorzaken aan een portier. De aangeefster heeft verklaard dat zich na de aanrijding een kleine deuk in het rechter voorportier van de auto bevond die er eerder nog niet zat. Daarbij sluit aan de ambtsedige verklaring van inspecteur van politie [verbalisant] , inhoudende dat hij na de aanrijding – nadat hij zijn auto had gekeerd om achter de verdachte aan te rijden – bij het passeren van de BMW verse schade, te weten een kleine deuk, in het bijrijdersportier van die auto zag. Hij heeft ook toegelicht waaraan hij dat heeft gezien. Het hof ziet geen reden om te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van deze verklaringen en de waarnemingen waarop die zien. Hetgeen de raadsman in dit verband naar voren heeft gebracht, maakt dat niet anders en dat geldt ook voor de omstandigheid dat de verdachte ter plaatse niet heeft gezien dat van genoemde schade sprake was; de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep onderkend dat die laatste omstandigheid verschillende oorzaken kan hebben gehad, zoals de invloed van lichtinval of zijn beperkte visus. Naar het oordeel van het hof kan daarom worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan beschadiging van de auto van de vriend van de aangeefster.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 250, subsidiair vijf dagen hechtenis, met een proeftijd van één jaar.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg is opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft de auto die werd bestuurd door een medeweggebruiker beschadigd nadat hij zich had gestoord aan haar verkeersgedrag. Dat gedrag, zo het haar al viel aan te rekenen, rechtvaardigde echter geenszins de agressieve reactie van de verdachte. Toen de medeweggebruiker de verdachte op zijn handelwijze aansprak, maakte hij bovendien een obsceen gebaar in haar richting. Dit alles getuigt van een gebrek aan zelfbeheersing. Hij heeft zijn medeweggebruiker aldus een buitengewoon onplezierige middag bezorgd en haar vriend – de eigenaar van de auto – schade toegebracht.
Het hof acht, alles afwegende, oplegging van een geldboete van € 250 passend en geboden. Omdat sinds het bewezenverklaarde de nodige tijd is verstreken en de verdachte in die periode geen strafbare feiten heeft begaan die ter kennis van justitie zijn gekomen, zal het hof deze straf in geheel voorwaardelijke vorm opleggen en daaraan een relatief korte proeftijd koppelen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 350 van het Wetboek van Strafrecht. Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Vernietigt de onder CJIB-nummer [nummer] uitgevaardigde strafbeschikking van 16 februari 2016.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 250,00 (tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
5 (vijf) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
1 (één) jaaraan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. J.J.I. de Jong en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van
mr. M.A.T. van Willigen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 september 2018.