ECLI:NL:GHAMS:2018:3991

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 september 2018
Publicatiedatum
30 oktober 2018
Zaaknummer
23-000574-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake hennepteelt en diefstal van elektriciteit

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1992, was eerder veroordeeld voor het opzettelijk telen van hennep en diefstal van elektriciteit. Het hof heeft de zaak behandeld naar aanleiding van het hoger beroep dat door de verdachte was ingesteld tegen het vonnis van 10 februari 2017. Tijdens de zittingen op 12 juli en 14 september 2018 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte gehoord.

De tenlastelegging omvatte twee hoofdpunten: de verdachte had op 22 februari 2016 in Zwaag een hoeveelheid van 131 hennepplanten aanwezig gehad en had elektriciteit gestolen door een illegale aansluiting te maken. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte schuldig was aan beide feiten, maar heeft het vonnis van de politierechter vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring kwam. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten.

De straf die door de politierechter was opgelegd, bestond uit een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand en een taakstraf van 120 uren. De advocaat-generaal had een zwaardere straf geëist, maar het hof besloot om de straf te matigen. Het hof hield rekening met de omstandigheden waaronder de feiten waren gepleegd, de persoonlijke situatie van de verdachte en zijn positieve ontwikkeling na de feiten. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand en een taakstraf van 90 uren, met een proeftijd van twee jaar. Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften genoemd, waaronder de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000574-17
datum uitspraak: 28 september 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 10 februari 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-049110-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
adres: [adres 1].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 12 juli 2018 en van 14 september 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

1.

hij op of omstreeks 22 februari 2016 te Zwaag, gemeente Hoorn opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 2]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 131 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

2.

hij op of omstreeks 22 februari 2016 te Zwaag, gemeente Hoorn met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een elektriciteitsaansluiting/elektriciteitsmeter (behorend bij perceel [adres 2]) heeft weggenomen een hoeveelheid elektra, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf]., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen hoeveelheid elektra onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen.
De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1.hij op 22 februari 2016 te Zwaag, gemeente Hoorn, opzettelijk aanwezig heeft gehad, in een pand aan de [adres 2], een hoeveelheid van 131 hennepplanten;

2.

hij op of omstreeks 22 februari 2016 te Zwaag, gemeente Hoorn, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan [bedrijf], waarbij verdachte die elektriciteit onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straffen
De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand, met een proeftijd van twee jaren, en tot een taakstraf voor de duur van honderdtwintig uren, subsidiair zestig dagen vervangende hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken, met een proeftijd van twee jaren, en tot een taakstraf voor de duur van honderdtwintig uren, subsidiair zestig dagen vervangende hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft in zijn woning een hennepkwekerij aanwezig gehad. Gelet op het aantal daarin aanwezige hennepplanten (131 stuks), zal de geplande oogst bestemd zijn geweest voor de handel. Het aanwezig hebben van hennep op deze schaal is verboden, vanwege de schadelijke gevolgen die daarvan uitgaan. De voor de kwekerij benodigde elektriciteit werd, doordat er – na verbreking van de zegels van de hoofdaansluitkast van de woning – een illegale elektriciteitsaansluiting was gemaakt, niet door de elektriciteitsmeter geregistreerd, zodat de verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt aan gekwalificeerde diefstal. Aldus heeft hij een gebrek aan respect voor het eigendomsrecht van de gedupeerde energieleverancier aan de dag gelegd. Bovendien is gebleken dat door de provisorische wijze waarop de illegale elektriciteitsaansluiting was vervaardigd gevaar voor brand in de betreffende woning en omliggende percelen in het leven is geroepen.
Het hof heeft gelet op de straffen die voor het bezit van hoeveelheden van 100 tot 500 hennepplanten plegen te worden opgelegd. Die straffen hebben hun weerslag gevonden in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Daarin worden een gevangenisstraf van 1 maand en een taakstraf van 120 uren genoemd. De door de politierechter opgelegde straffen lopen daarmee in de pas. Nu de verdachte zich bovendien schuldig heeft gemaakt aan electriciteitsdiefstal is er in beginsel aanleiding om een hogere straf op te leggen. Daartoe zal het hof evenwel niet overgaan om redenen van het volgende. De verdachte is vanwege de hennepkwekerij – en dus door eigen toedoen – zijn huis uitgezet. Desondanks heeft hij een opwaartse lijn weten in te zetten. Zo heeft hij zijn schuldenlast, die mede de aanleiding voor de bewezen feiten heeft gevormd, aanzienlijk weten te reduceren, hoopt hij binnenkort een leer/werktraject af te ronden, heeft hij de zorg voor een pleegkind op zich genomen en heeft hij in de voorbije 2½ jaar geen strafbare feiten begaan die ter kennis van justitie zijn gekomen. Op de terechtzitting in hoger beroep heeft het hof de indruk gekregen dat de verdachte, die daar de volle verantwoordelijkheid voor zijn handelen heeft genomen, oprecht van zins is om op een constructieve(r) wijze een bijdrage te leveren aan de maatschappij.
Het hof acht, alles afwegende, oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van één maand, voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf voor de duur van negentig uren passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht. Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
90 (negentig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
45 (vijfenveertig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. J.J.I. de Jong en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van
mr. M.A.T. van Willigen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 september 2018.