In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1992, was eerder veroordeeld voor het opzettelijk telen van hennep en diefstal van elektriciteit. Het hof heeft de zaak behandeld naar aanleiding van het hoger beroep dat door de verdachte was ingesteld tegen het vonnis van 10 februari 2017. Tijdens de zittingen op 12 juli en 14 september 2018 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte gehoord.
De tenlastelegging omvatte twee hoofdpunten: de verdachte had op 22 februari 2016 in Zwaag een hoeveelheid van 131 hennepplanten aanwezig gehad en had elektriciteit gestolen door een illegale aansluiting te maken. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte schuldig was aan beide feiten, maar heeft het vonnis van de politierechter vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring kwam. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten.
De straf die door de politierechter was opgelegd, bestond uit een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand en een taakstraf van 120 uren. De advocaat-generaal had een zwaardere straf geëist, maar het hof besloot om de straf te matigen. Het hof hield rekening met de omstandigheden waaronder de feiten waren gepleegd, de persoonlijke situatie van de verdachte en zijn positieve ontwikkeling na de feiten. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand en een taakstraf van 90 uren, met een proeftijd van twee jaar. Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften genoemd, waaronder de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht.