In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken in zaak A, maar heeft hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep voor zover dit gericht is tegen de vrijspraak in zaak A, conform artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Het hof heeft het vonnis van de politierechter in zaak B, waarin de verdachte was veroordeeld voor het rijden zonder geldig rijbewijs, bevestigd, maar heeft de kwalificatie van het bewezenverklaarde en de opgelegde straffen aangepast. De verdachte had een auto bestuurd terwijl hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in overweging genomen, evenals de eerdere veroordelingen van de verdachte voor ernstige misdrijven.
De op te leggen straf is vastgesteld op een gevangenisstraf van twee weken, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Het hof heeft de verdachte niet verder gestraft dan de oriëntatiepunten aangeven, ondanks zijn eerdere veroordelingen. De beslissing van het hof is in overeenstemming met de toepasselijke wettelijke voorschriften, waaronder de Wegenverkeerswet 1994 en het Wetboek van Strafrecht.