In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 17 oktober 2017 was gewezen. De verdachte, geboren in 1983, werd beschuldigd van mishandeling van een man in Zaandam op 6 juli 2017. De tenlastelegging hield in dat de verdachte het slachtoffer in het water (de Zaan) had geduwd, waardoor deze op een steen viel en letsel opliep. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat dit slechts een aantekening bevatte volgens artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen heeft geacht. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde werd niet uitgesloten, en het hof kwalificeerde de daad als mishandeling. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf van dertig uren, maar het hof oordeelde dat deze straf niet passend was gezien de omstandigheden van de verdachte, die een zwervend bestaan leidde en een slechte gezondheid had.
De advocaat-generaal had een voorwaardelijke gevangenisstraf van een week en een geldboete van € 100 geëist. Het hof besloot om de verdachte te veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week en een geldboete van € 100, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling. Het hof oordeelde dat deze combinatie van straffen recht deed aan de ernst van het feit en de omstandigheden van de verdachte. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam.