ECLI:NL:GHAMS:2018:3989

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 september 2018
Publicatiedatum
30 oktober 2018
Zaaknummer
23-003833-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake mishandeling

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 17 oktober 2017 was gewezen. De verdachte, geboren in 1983, werd beschuldigd van mishandeling van een man in Zaandam op 6 juli 2017. De tenlastelegging hield in dat de verdachte het slachtoffer in het water (de Zaan) had geduwd, waardoor deze op een steen viel en letsel opliep. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat dit slechts een aantekening bevatte volgens artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen heeft geacht. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde werd niet uitgesloten, en het hof kwalificeerde de daad als mishandeling. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf van dertig uren, maar het hof oordeelde dat deze straf niet passend was gezien de omstandigheden van de verdachte, die een zwervend bestaan leidde en een slechte gezondheid had.

De advocaat-generaal had een voorwaardelijke gevangenisstraf van een week en een geldboete van € 100 geëist. Het hof besloot om de verdachte te veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week en een geldboete van € 100, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling. Het hof oordeelde dat deze combinatie van straffen recht deed aan de ernst van het feit en de omstandigheden van de verdachte. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003833-17
datum uitspraak: 14 september 2018
TEGENSPRAAK (raadsman gemachtigd)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 17 oktober 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-125215-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1983,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 14 september 2018.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 6 juli 2017 te Zaandam, gemeente Zaanstad, althans in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door hem in het water (de Zaan) te duwen waardoor hij op een steen is gevallen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 6 juli 2017 te Zaandam, gemeente Zaanstad, [slachtoffer] heeft mishandeld door hem in
het water (de Zaan) te duwen waardoor deze op een steen is gevallen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van dertig uren, subsidiair vijftien dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een week, met een proeftijd van twee jaren, en tot een geldboete van € 100, subsidiair twee dagen hechtenis.
De raadsman heeft het hof gemotiveerd verzocht de verdachte geen onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op te leggen, maar te kiezen voor een voorwaardelijke strafmodaliteit. Daaraan heeft hij toegevoegd dat betalen van een geldboete voor de verdachte ‘op zich geen punt’ is.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft een hem volstrekt onbekende man mishandeld door deze man, die aan de kant van een rivier stond, vanuit het niets in de rug te duwen, waardoor deze te water is geraakt, zich heeft geschampt aan een steen en hierdoor letsel heeft opgelopen. Aldus heeft de verdachte het slachtoffer aangetast in de persoonlijke integriteit. Daarbij komt dat dit zich in de openbare ruimte heeft afgespeeld, zodat ook omstanders getuige zijn geweest van het voorval, en dat ook de kinderen van het slachtoffer hierbij aanwezig zijn geweest. De handelwijze van de verdachte zal hen allen angst hebben ingeboezemd en in ieder geval gevoelens van schrik en onveiligheid hebben opgeroepen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 3 september 2018 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld, zij het in het recente verleden slechts voor feiten van beperkte ernst; het hof weegt dat beperkt in strafverzwarende zin mee. Gelet daarop en gezien de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd, zou oplegging van een werkstraf van enige omvang in de rede hebben gelegen. Gebleken is echter dat de verdachte een zwervend bestaan leidt. Verder heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte een slechte gezondheidstoestand heeft. Bij die stand van zaken acht het hof een taakstraf niet de meest passende strafsoort. Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat in deze situatie met het opleggen van een onvoorwaardelijke geldboete recht kan worden gedaan aan de ernst van het bewezenverklaarde. Nu de verdachte moet rondkomen van een daklozenuitkering, zal het hof de hoogte daarvan op € 100 stellen. Om de verdachte in te scherpen dat hij zich in de toekomst verre moet houden van het plegen van strafbare feiten, in het bijzonder van hinderlijk gedrag als hier aan de orde, zal daarnaast een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een week worden opgelegd. Deze combinatie van straffen acht het hof, alles afwegende, passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht. Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) week.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 100,00 (honderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
2 (twee) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. J.J.I. de Jong en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van mr. M.A.T. van Willigen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 14 september 2018.