ECLI:NL:GHAMS:2018:3988

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 september 2018
Publicatiedatum
30 oktober 2018
Zaaknummer
23-000339-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot diefstal van een snorfiets en verboden wapenbezit

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1996, was aangeklaagd voor poging tot diefstal van een Vespa Piaggio en het voorhanden hebben van een vlindermes. De feiten vonden plaats op 14 oktober 2016 in Purmerend, waar de verdachte werd betrapt tijdens de poging om de bromfiets te stelen. De eigenaresse van de Vespa hoorde het geluid van de kickstart en zag de verdachte op haar scooter zitten. Na de melding bij de politie werd de verdachte kort daarna aangehouden. Tijdens de fouillering op het politiebureau werd een vlindermes bij hem aangetroffen.

Het hof heeft de tenlastelegging beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte inderdaad de poging tot diefstal had gepleegd en het vlindermes voorhanden had. Het hof vernietigde het eerdere vonnis van de politierechter, omdat het tot een andere bewezenverklaring kwam. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken, gelijk aan de straf die eerder door de politierechter was opgelegd. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, de eigenaresse van de Vespa, tot schadevergoeding van € 51,00 toegewezen. Het hof legde ook een verplichting op aan de verdachte om dit bedrag te betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de aanvangsdatum van de schade.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000339-17
datum uitspraak: 28 september 2018
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 23 januari 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-209906-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
adres: [adres 1].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 14 september 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

1.

hij, op of omstreeks 14 oktober 2016, te Purmerend, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, weg te nemen een bromfiets, te weten een Vespa Piaggio, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], althans aan een ander of anderen dan aan verdachte, en zich daarbij de toegang tot voornoemde bromfiets te verschaffen en/of de weg te nemen bromfiets onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking,
- op die bromfiets heeft plaatsgenomen,
- het contactslot van die bromfiets heeft geforceerd en/of eruit heeft gehaald door middel van een slotentrekker en/of
- met behulp van de kickstart die bromfiets heeft gestart;
2.
hij, op of omstreeks 14 oktober 2016, te Purmerend, een of meer wapens van categorie I, onder 1, te weten een vlindermes, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1.

hij op 14 oktober 2016 te Purmerend, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een Vespa Piaggio, toebehorende aan [slachtoffer], en de weg te nemen Vespa onder zijn bereik te brengen door middel van braak
- op die Vespa heeft plaatsgenomen,
- het contactslot van die Vespa eruit heeft gehaald door middel van een slotentrekker en
- met behulp van de kickstart die Vespa heeft gestart;

2.

hij op 14 oktober 2016 te Purmerend een wapen van categorie I, onder 1, te weten een vlindermes, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Hierin vinden de door de verdachte gevoerde bewijsverweren hun weerlegging.
Bewijsmiddelen
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
1.
Een proces-verbaal van aangifte van 15 oktober 2016 met nummer PL1100-2016230283-1 (doorgenummerde bladzijden 5 en 6), in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1]. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
verklaring van [slachtoffer]:
Op 14 oktober 2017 omstreeks 23.15 uur was ik in mijn woning aan de [adres 2]. Ik hoorde een geluid dat voor mijn woning vandaan kwam. Ik herkende dit geluid als een kickstart van een scooter. Ik ging vanaf het balkon kijken waar het geluid vandaan kwam. Ik zag een persoon zitten op mijn Vespa Piaggio scooter met kenteken [kenteken]. Ik kan de persoon omschrijven: als een man van rond de twintig jaar met een groenige jas, een donkere broek en een zwarte schoudertas die hij schuin droeg. Ik schreeuwde in zijn richting. Ik zag dat hij wegrende via de Nieuwstraat in de richting van de Westerstraat. Ik heb meteen de politie gebeld. Mijn man ging bij de scooter kijken. Ik hoorde hem zeggen dat het hele contactslot eruit was gehaald.
2.
Een proces-verbaal van bevindingen van 15 oktober 2016 met nummer PL1100-2016230283-4
(doorgenummerde bladzijden 11 en 12), in wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporings-ambtenaren [verbalisant 2], [verbalisant 3] en [verbalisant 4]. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
relaas van de verbalisantenof één of meer van hen:
Wij waren op 14 oktober 2016, omstreeks 23.22 uur, in uniform gekleed en belast met surveillance in Purmerend. Wij, [verbalisant 2] en [verbalisant 4], reden separaat van collega [verbalisant 3]. Wij kregen opdracht te gaan naar de [adres 2]. Daar had een melder waargenomen dat een persoon bezig was een bromfiets te stelen. Wij hoorden dat deze persoon zonder bromfiets was gevlucht in de richting van de Nieuwstraat, waarna hij de Westerstraat op is gelopen. Wij hoorden het volgende signalement van de verdachte: man van ongeveer twintig jaar oud, groenkleurige jas, zwarte broek, zwart schoudertasje schuin over het lichaam gedragen.
Ik, [verbalisant 3], zag drie jongeren staan op de Westerstraat. Ik sprak hen aan. Wij, [verbalisant 2] en [verbalisant 4], zagen dat een persoon zich verstopte in de directe nabijheid van de drie jongeren en collega [verbalisant 3]. Ik, [verbalisant 2], benaderde de verstopte persoon van achteren. Ik zag dat deze persoon gehurkt achter een personenauto stond te kijken naar collega [verbalisant 3]. Ik zag dat deze jongen voldeed aan het opgegeven signalement. Ik zag namelijk dat hij gekleed was in een groenkleurige jas, een zwarte broek in combinatie met een zwart schoudertasje dat hij schuin over het lichaam droeg. Ik heb hem staande gehouden. Wij hebben hem aangehouden en overgebracht naar het politiebureau. De verdachte bleek te zijn genaamd [verdachte], geboren op [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats].
3.
Een proces-verbaal van bevindingen van 15 oktober 2016, met nummer PL1100-2016230283-7 (doorgenummerde bladzijde 15), in wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 5] en [verbalisant 1]. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
relaas van de verbalisanten:
Wij liepen op 14 oktober 2016, omstreeks 23.15 uur op [adres 2] te Purmerend de looproute van de verdachte [
het hof begrijpt: de route vanaf de woning van [slachtoffer] tot aan de plaats waar de verdachte is aangehouden] na. Wij liepen vanaf het [adres 2] links de hoek om de Nieuwstraat op. Aan de rechterzijde van de Nieuwstraat, ter hoogte van perceel [nummer], zagen wij op de grond op een parkeerplaats een slotentrekker liggen. Wij zagen dat er nog een contactslot aan het uiteinde zat. Wij hebben de slotentrekker inclusief contactslot veilig gesteld in een papieren zak ter waarheidsvinding.
Goed: PL1100-2016230283-667401, gereedschap, slotentrekker, inclusief bromfietsslot.
4.
Een proces-verbaal van bevindingen van 15 oktober 2016 met nummer PL1100-2016230283-13 (doorgenummerde bladzijde 9), in wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 6]. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven,
als relaas van de verbalisant:
Op 15 oktober 2016 heb ik een onderzoek ingesteld naar een cilinderslot dat is aangetroffen op een slotentrekker en goednummer 667401 heeft gekregen. Ik ging naar Brommer- en Motorservice [naam]. In deze motorzaak was [
naar het hof begrijpt: door [slachtoffer]] een snorfiets ter reparatie aangeboden waarbij het cilinderslot was weggenomen. Ik zag dat de medewerker een sleutel in zijn bezit had om de buddyseat van de snorfiets te kunnen openen. Ik heb samen met de medewerker het cilinderslot van de slotentrekker afgehaald en de sleutel in het cilinderslot gestoken Wij zagen dat de sleutel paste in het cilinderslot. Het cilinderslot dat op de slotentrekker zat, hoorde dus bij de snorfiets voorzien van kenteken [kenteken].
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
5.
Een proces-verbaal van bevindingen van 19 oktober 2016 met nummer PL1100-2016230283-16 (doorgenummerde bladzijde 7), in wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3]. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
relaas van de verbalisant:
Op 14 oktober 2016 bevond ik mij op het politiebureau te Purmerend en hield ik mij bezig met de insluiting van de verdachte [verdachte], geboren op [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats], die eerder was aangehouden in verband met een poging diefstal van een bromfiets. Tijdens de insluitingsfouillering haalde ik uit de rechterjaszak van de verdachte een vlindermes. Ik heb het vlindermes in beslag genomen.
Goed: PL1100-2016230283-667398, mes (vlinder)
6.
Een proces-verbaal van bevindingen van 15 oktober 2016 met nummer PL1100-2016230283-11 (doorgenummerde bladzijde 8), in wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 7]. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
relaas van de verbalisant:
Ik heb het wapen, dat is geregistreerd onder nummer PL1100-2016230283-667398, gecategoriseerd. Ik kan het als volgt beschrijven:
- 10,5 cm lang in opgevouwen toestand en 17,5 cm lang in uitgevouwen toestand;
- lemmet en handvatten van metaal;
- één snijkant.
Dit voorwerp is een vlindermes als bedoeld in artikel 2, lid 1, categorie 1, onder 1 van de Wet wapens en munitie.
7.
Een proces-verbaal van verhoor van 15 oktober 2016 met nummer PL1100-2016230283-9 (doorgenummerde bladzijden 24 tot en met 27), in wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 7]. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de vraag (V) van de verbalisant en, in antwoord (A) daarop, als de op 15 oktober 2016 afgelegde
verklaring van de verdachte:
V: Je wordt ook verdacht van verboden wapenbezit. Van wie is dat mes?
A: Het mes is van mij.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie weken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg is opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft geprobeerd een snorfiets te stelen. Dat is hem niet gelukt slechts omdat de oplettende eigenaresse hem betrapte. Omdat de verdachte al wel het cilinderslot had verwijderd, heeft de eigenaresse haar scooter moeten laten repareren. Aldus heeft de verdachte een gebrek aan respect voor het eigendomsrecht van de eigenaresse aan de dag gelegd en heeft hij haar schade en overlast bezorgd.
De verdachte heeft voorts een verboden vlindermes op zak gehad. Het dragen van zo’n wapen brengt het risico mee dat hiervan tegenover derden gebruik wordt gemaakt.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 3 september 2018 is hij eerder voor vermogensdelicten onherroepelijk veroordeeld, waaronder meermalen tot taakstraffen. Bij die stand van zaken kan, mede gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen aan recidivisten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere straf dan een vrijheidsbenemende straf. In hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep omtrent de persoonlijke situatie van de verdachte bekend is geworden, ziet het hof geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen.
Het hof acht, alles afwegende, net als de politierechter, oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van drie weken passend en geboden.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 51,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. Het hof heeft ook in hoger beroep over deze vordering te oordelen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 45, 57, 63 en 311 van het Wetboek
van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie. Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) weken.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 51,00 (eenenvijftig euro),ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 51,00 (eenenvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
1 (één) dag hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de schade op 14 oktober 2017.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. J.J.I. de Jong en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van
mr. M.A.T. van Willigen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 september 2018.