ECLI:NL:GHAMS:2018:3986
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van mishandeling na onduidelijkheid over feitelijke toedracht en noodweer
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van mishandeling van de aangever, die op 29 mei 2017 in Amsterdam verwondingen aan zijn gezicht had opgelopen na een conflict over het volume van muziek. De verdachte stelde dat hij handelde uit zelfverdediging en dat hij zich kon beroepen op noodweer. Tijdens de zitting in hoger beroep op 14 september 2018 zijn zowel de verdachte als de aangever gehoord, evenals getuigen. Het hof concludeerde dat de verklaringen van beide partijen niet eenduidig waren en dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. Het hof oordeelde dat de verdachte het voordeel van de twijfel moest krijgen, aangezien niet kon worden vastgesteld wie de eerste agressor was. De verdediging stelde dat de gedragingen van de aangever een dreigende aanranding vormden, waartegen de verdachte zich mocht verdedigen. Het hof oordeelde dat aan de vereisten van subsidiariteit en proportionaliteit was voldaan, waardoor het beroep op noodweer slaagde. De verdachte werd vrijgesproken van de ten laste gelegde mishandeling. Daarnaast werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden.