In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en mishandeling door met een bestelbus tegen de aangever aan te rijden. De feiten vonden plaats op 7 oktober 2016 te Heerhugowaard, waar de verdachte, die de buurman van de aangever was, met zijn bestelbus de aangever raakte terwijl deze langs zijn geparkeerde voertuig liep. De tenlastelegging omvatte zowel een primair als een subsidiair verwijt, maar het hof kon niet vaststellen dat de verdachte opzettelijk handelde. De enkele omstandigheid dat de verdachte minder naar links uitweek dan andere weggebruikers was onvoldoende om opzet te bewijzen. De getuigenverklaring over het gedrag van de verdachte tijdens het passeren van de aangever werd niet ondersteund door camerabeelden, wat de bewijsvoering verder ondermijnde. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen en sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten. Daarnaast werd de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde geldboete afgewezen, en de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte niet schuldig was bevonden.