ECLI:NL:GHAMS:2018:3970

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 oktober 2018
Publicatiedatum
30 oktober 2018
Zaaknummer
23-004516-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op noodweer in uitgaansgeweld; vrijspraak van mishandeling

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van mishandeling van een slachtoffer op 4 oktober 2017 te Amsterdam. De tenlastelegging hield in dat de verdachte het slachtoffer meermalen in het gezicht had geslagen en geschopt. De verdachte stelde zich op het standpunt dat hij handelde uit noodweer, omdat hij zelf werd aangevallen door het slachtoffer en een vriendin van hem door het slachtoffer bewusteloos was geslagen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en geoordeeld dat de verdachte niet strafbaar was. Het hof oordeelde dat de verdachte handelde uit noodweer, omdat hij werd geconfronteerd met een wederrechtelijke aanval van het slachtoffer. De omstandigheden van de zaak, waaronder de eerdere aanvallen van het slachtoffer en de korte tijdspanne waarin de gebeurtenissen zich afspeelden, leidden tot de conclusie dat de verdachte niet strafbaar was voor de hem ten laste gelegde feiten. Het hof sprak de verdachte vrij van de beschuldigingen van mishandeling.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004516-17
datum uitspraak: 19 oktober 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het
vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 8 december 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-196498-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
5 oktober 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het
Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 4 oktober 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer] een of meermalen in het gezicht, in elk geval op/tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of te stompen en/of op/tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof stelt voorop dat de tenlastelegging aldus wordt gelezen, dat het verwijt dat de verdachte wordt gemaakt is dat hij - kort samengevat - [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) na een eerste klap, toen deze op de grond lag nog heeft geslagen en/of geschopt. Het hof komt tot deze lezing van de tenlastelegging, omdat de advocaat-generaal ter terechtzitting in hoger beroep het standpunt heeft ingenomen dat de verdachte bij de (daaraan voorafgaande) eerste klap die hij aan [slachtoffer] heeft gegeven, heeft gehandeld uit noodweer.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan,
met dien verstande dat:
hij op 4 oktober 2017 te Amsterdam [slachtoffer] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer] meermalen tegen het lichaam te stompen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Ter terechtzitting heeft de raadsvrouw primair gesteld dat haar cliënt heeft gehandeld uit noodweer.
Zij heeft daartoe aangevoerd dat [slachtoffer] de confrontatie met haar cliënt heeft opgezocht en
meerdere malen geweld heeft gebruikt tegen hem, tegen een vriend en tegen een vriendin van hem.
De wederrechtelijke aanval was nog niet over op het moment dat [slachtoffer] op de grond lag en haar cliënt [slachtoffer] sloeg. Het gedrag van [slachtoffer] kan worden geduid als een lange ononderbroken reeks van aanvallende handelingen, aldus de raadsvrouw. Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat haar cliënt heeft gehandeld uit noodweerexces. De politierechter heeft bij de verwerping van het beroep op noodweerexces, aldus de raadsvrouw, miskend dat de klappen die haar cliënt aan [slachtoffer] gaf toen
deze op de grond lag het onmiddellijk gevolg zijn geweest van een hevige gemoedsbeweging door de wederrechtelijke aanranding veroorzaakt.
De advocaat-generaal heeft gesteld dat er geen sprake was van noodweer dan wel noodweerexces. Volgens de advocaat-generaal was het onmiddellijke gevaar geweken op het moment dat [slachtoffer]
door de verdachte tegen de grond was geslagen. De verdachte had zich op dat moment aan de situatie kunnen onttrekken door weg te lopen en het over te laten aan de beveiliging, die immers bij deze uitgaansgelegenheid aanwezig was. Het beroep op noodweerexces kan evenmin slagen, aldus de advocaat-generaal. De verdachte heeft weliswaar verklaard dat hij boos was, maar de advocaat-generaal heeft erop gewezen dat de verdachte tijdens de terechtzitting heeft verklaard dat hij [slachtoffer] opnieuw heeft geslagen omdat hij hem wilde uitschakelen. Er was derhalve geen sprake van een hevige gemoedsbeweging bij de verdachte.
Het hof overweegt - in verband met het onderhavige beroep op noodweer - het navolgende. De vraag
die moet worden beantwoord is of het handelen van de verdachte (nog) was geboden voor de noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf, toen [slachtoffer] (na de eerste klap van de verdachte, al) op de grond lag.
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan het navolgende worden vastgesteld. De verdachte droeg een wit t-shirt en [slachtoffer] had een zwarte jas aan. De verdachte verklaart dat hij uit het niets - wel drie of vier keer - werd geslagen door een jongen (het hof: [slachtoffer]) die in het begin hartstikke aardig was, maar opeens heel boos werd toen iemand per ongeluk tegen hem aan liep. De verdachte verklaart ook dat hij op dat moment niets heeft teruggedaan. Deze verklaring van de verdachte vindt bevestiging in het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [verbalisant] die de camerabeelden heeft bekeken van het incident. De verdachte verklaart verder dat een vriendin van hem ertussen kwam en dat de jongen (hof: [slachtoffer]) haar vervolgens knock-out slaat, waarna zij bewusteloos op de grond lag. Dit vindt bevestiging in de verklaring van die vriendin, te weten [naam 1], die aangeeft dat zij de jongen ([slachtoffer]) weg wilde duwen, maar vervolgens zag dat die jongen heel snel en hard uithaalde naar haar hoofd, waarna zij zich niets meer kan herinneren. Hierna sloeg de verdachte de jongen ([slachtoffer]) met een vuist in zijn gezicht, waarna [slachtoffer] op de grond viel. Dit laatste wordt door verbalisant [verbalisant] op de camerabeelden gezien, alsook dat de verdachte naar de jongen die op de grond ligt toeloopt, over hem heen buigt en hem vijf vuistslagen geeft in de richting van het hoofd of de borst. Hierna wordt de jongen met het witte shirt, aldus verbalisant [verbalisant], weggetrokken. Dit laatste speelt zich volgens het proces-verbaal bevindingen af om 3:58:13. De verdachte komt, aldus het proces-verbaal van bevindingen, vervolgens nog even in beeld rond 3:59:20. Op dat moment is een beveiliger verwikkeld in een worsteling met de jongen met de zwarte jas. Dan is te zien - aldus verbalisant [verbalisant] - dat de verdachte een schoppende beweging maakt in de richting van waar de jongen met de zwarte jas net uit het beeld is verdwenen en dat een beveiliger de jongen in de witte jas (de verdachte) wegduwt.
Het hof is van oordeel dat bij het handelen van de verdachte - als hiervoor omschreven - sprake is van handelen uit noodweer. De verdachte werd immers niet alleen geconfronteerd met iemand die hem al diverse keren uit het niets had geslagen, maar vervolgens ook een jonge vrouw die de boel wilde sussen bewusteloos sloeg. Eerst hierna sloeg de verdachte terug. Weliswaar viel [slachtoffer] hierna op de grond, maar dat daarmee het agressieve gedrag van [slachtoffer] zonder meer zou zijn afgelopen staat naar het oordeel van het hof geenszins vast, te meer niet indien daarbij acht wordt geslagen op de omstandigheid dat [slachtoffer] kort daarna weer was verwikkeld in een worsteling met een beveiliger. Voorts blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de beelden, in combinatie met de verklaring van de verdachte ter terechtzitting, dat [slachtoffer] ook een vriend van de verdachte, te weten getuige [getuige], had geslagen. Verder bevindt zich ook nog de verklaring van aangever [naam 2] in het dossier, die heeft verklaard dat [slachtoffer] hem zonder aanleiding een bloedneus sloeg. Tenslotte acht het hof van belang dat dit alles zich afspeelde in een zeer korte tijdspanne.
De schoppende beweging die de verdachte ongeveer een minuut later maakt in de richting van [slachtoffer] is niet van belang, nu de tenlastelegging, naar ook uit hetgeen de advocaat-generaal hierover opmerkte - daar niet op ziet.
Gelet op het hiervoor overwogene is de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde niet strafbaar en dient hij derhalve te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld, verklaart de verdachte niet strafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Amsterdam, mr. S. Clement en mr. C. Fetter, in tegenwoordigheid van D. de Jong, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
19 oktober 2018.
Mr. S. Clement en mr. C. Fetter zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen
[…]