In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1990, was aangeklaagd voor openlijke geweldpleging, gepleegd op 31 maart 2017 te Zaandam. De tenlastelegging omvatte het grijpen bij de keel, slaan in het gezicht en schoppen tegen het lichaam van het slachtoffer. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een medeverdachte geweld heeft gebruikt tegen het slachtoffer op een openbare plaats, wat heeft geleid tot een angstige situatie voor het slachtoffer.
Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat dit vonnis slechts een aantekening bevatte. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de overige tenlastegelegde feiten, maar heeft het bewezen verklaarde als strafbaar gekwalificeerd. De verdachte is eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, maar de advocaat-generaal heeft in hoger beroep een taakstraf van 180 uren geëist. Het hof heeft rekening gehouden met de verbeterde persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het stoppen met GHB, het hebben van een baan en een stabiele relatie. Uiteindelijk heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 90 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis.
De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen 22c, 22d en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde. Het hof heeft de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering gebracht op de taakstraf, volgens de geldende maatstaf.