ECLI:NL:GHAMS:2018:3946

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 oktober 2018
Publicatiedatum
29 oktober 2018
Zaaknummer
23-002416-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid bij poging tot diefstal en diefstal door twee of meer verenigde personen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1994 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was aangeklaagd voor medeplichtigheid aan een poging tot diefstal en diefstal door twee of meer verenigde personen. De tenlastelegging betrof twee incidenten: de eerste op 8 april 2016 te Amsterdam, waarbij de verdachte samen met anderen een coffeeshop heeft geprobeerd te beroven, en de tweede op 3 december 2015 te Ermelo, waarbij een metalen geldkistje en een pot voor het goede doel zijn gestolen uit een restaurant. Tijdens de zitting in hoger beroep op 10 oktober 2018 heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit, maar het hof oordeelde dat de verdachte wel degelijk betrokken was bij de misdrijven. Het hof heeft de bewijsmiddelen, waaronder getuigenverklaringen en camerabeelden, in overweging genomen en kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de hem ten laste gelegde feiten. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en legde een gevangenisstraf van drie maanden op, gelijk aan de straf die in eerste aanleg was opgelegd. De beslissing is gebaseerd op de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002416-17
datum uitspraak: 24 oktober 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 27 juni 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-689182-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
SKDB-adres: [adres 1],
Volgens eigen opgave ter zitting: zonder vaste- woon of verblijfplaats.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 10 oktober 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijzigingen is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1. primair:
hij op of omstreeks 8 april 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit [bedrijf] (gelegen aan de Herengracht) weg te nemen een geld en/of goederen van zijn/hun gading geheel of ten dele toebehorend aan [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die/dat coffeeshop te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hun gading onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking van voornoemde [bedrijf], opzettelijk met zijn mededader(s), althans alleen, naar die/dat [bedrijf] is/zijn toegegaan, waarna hij, verdachte, en zijn mededader(s), althans een of meer van hen met een bijl en/of moker, althans een hard en/of zwaar voorwerp, een of meer ra(a)m(en) en/of deur(en) van voornoemde [bedrijf] heeft/hebben verbroken en/of geforceerd en/of vervolgens) voornoemde [bedrijf] heeft/hebben doorzocht;
1. subsidiair:
[medeverdachte] op of omstreeks 8 april 2016 tussen 01:30 uur en 02:31 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit [bedrijf] (gelegen aan de Herengracht) weg te nemen een geld en/of goederen van zijn/hun gading geheel of ten dele toebehorend aan [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die/dat [bedrijf] te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hun gading onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking van voornoemde [bedrijf], opzettelijk met zijn mededader(s), althans alleen, naar die/dat [bedrijf] is/zijn toegegaan, waarna hij, verdachte, en zijn mededader(s), althans een of meer van hen met een bijl en/of moker, althans een hard en/of zwaar voorwerp, een of meer ra(a)m(en) en/of deur(en) van voornoemde [bedrijf] heeft/hebben verbroken en/of geforceerd en/of (vervolgens) voornoemde [bedrijf] heeft/hebben doorzocht, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft door voornoemde [medeverdachte] naar de locatie van voornoemde coffeeshop te vervoeren en/of op de uitkijk te staan en/of (vervolgens) voornoemde [medeverdachte] van de locatie van voornoemde coffeeshop terug/weg te vervoeren.
2:
hij op of omstreeks 3 december 2015 te Ermelo, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit Wokrestaurant ([restaurant] aan de [adres 2] aldaar), heeft weggenomen, één (1) metalen (geld)kistje (met inhoud) en/of één (1) pot voor het goede doel ([naam]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [restaurant] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen, metalen (geld)kistje (met inhoud) en/of pot voor het goede doel ([naam]) onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking, door het forceren/openbreken van het (cilinder)slot van de (toegangs)deur.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

Feit 1
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit van feit 1, overeenkomstig haar pleitnotities. Daartoe heeft zij, kort weergegeven, aangevoerd dat er geen link te leggen is tussen de verdachte en de poging tot diefstal in de coffeeshop en dat er abusievelijk tot aanhouding van de verdachte is overgegaan. De waarnemingen van verbalisanten van de gevolgde route van de scooter zijn niet aansluitend gedaan en geven daarmee ruimte voor een alternatief scenario (dat het ook een ander op de scooter kan zijn geweest), tevens voldeed de verdachte bij aanhouding niet aan het door de getuige opgegeven signalement. Meer subsidiair is bepleit dat het enkel op de scooter zitten het plegen van het strafbare feit op geen enkele wijze bevordert.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het verweer vindt zijn weerlegging in de bewijsmiddelen, meer in het bijzonder in het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] en de processen-verbaal van bevindingen van 8 april 2016 van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] en verbalisant [verbalisant 3]. [getuige 1] meldde om 02.08 uur dat hij een gezette jongen die een jas met capuchon droeg zag beuken tegen de deur van [bedrijf] aan de [adres 3] terwijl iets verderop een jongen die een petje droeg met een scooter stond te wachten. Volgens [getuige 1] kreeg de jongen bij de scooter hem in de gaten en hoorde hij die jongen naar de jongen met de capuchon roepen dat hij moest opschieten. De jongen met capuchon kwam met een tas het pand uit, nam als bestuurder plaats op de scooter en reed weg. Dit wegrijden op de Herengracht werd waargenomen door de eenheid AD0801. Deze eenheid raakte de scooter uit het zicht op de Herengracht kruising Brouwersgracht. Enkele minuten later, om 02.10 uur werd de verdachte, die op dat moment in het gezelschap was van de medeverdachte [medeverdachte], aangehouden in de Boomklokstraat. De Boomklokstraat ligt in het verlengde van de Binnen Wieringerstraat, welke straat via een fietsbrug doorgang biedt in de richting van de kruising Herengracht/Brouwersgracht. Een zwarte scooter, op naam van [medeverdachte], werd aangetroffen in de Boomklokstraat. De scooter, waarvan de uitlaat op dat moment nog heet was en dus zeer waarschijnlijk zojuist nog was gebruikt, bevond zich op minder dan vijf meter van de plaats waar de verdachte en de medeverdachte op dat moment liepen. Bij de scooter lag een tas, soortgelijk aan de tas die de inbrekende persoon droeg in de coffeeshop. Het hof oordeelt op basis van voornoemde waarnemingen en overige voornoemde feiten die zijn vastgesteld dat het niet anders kan zijn en heeft daarmee de overtuiging dat de personen, waaronder de verdachte, die vervolgens zijn aangehouden dezelfde personen zijn als de personen die eerder bij de coffeeshop zijn weggereden op de scooter. Dat de waarneming omtrent het dragen van petje(s) en een capuchon niet helemaal consistent is doet hieraan geen afbreuk.
Op basis van de bewijsmiddelen, in het bijzonder de ter beschikking gestelde camerabeelden, waarvan de beelden van camera 4 ter terechtzitting in hoger beroep zijn bekeken en het proces-verbaal van getuige [getuige 1] leidt het hof af dat de persoon die de verdachte bleek te zijn, degene is die op de scooter is blijven zitten. Tevens leidt het hof hieruit af dat de verdachte op de uitkijk stond nu hij de medeverdachte op enig moment heeft gewaarschuwd op te schieten en te komen. Hiermee heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan de poging tot inbraak van de medeverdachte [medeverdachte].
Feit 2
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit van feit 2, overeenkomstig haar pleitnotities. Er is onvoldoende aangetoond dat de verdachte enig opzet op het medeplegen heeft gehad. Het enkele feit dat vier jongens samen worden gezien is onvoldoende om nauwe en bewuste samenwerking aan te nemen. Ter terechtzitting heeft de verdachte gesteld dat hij die avond op pad was met vijf jongens en dat hij de auto op geen enkel moment heeft verlaten.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof passeert de stelling van de verdachte dat hij als vijfde persoon in de auto zat en in de auto zou zijn blijven zitten als ongeloofwaardig. Nog afgezien van het feit dat dit voor het eerst in hoger beroep wordt aangevoerd, wordt deze stelling niet door enig bewijsmiddel ondersteund en is deze in tegenspraak met de bevindingen van de politie, waaruit blijkt dat vier personen uitstapten (dossierpagina 34).
Het hof overweegt vervolgens dat getuige [getuige 2] vier jongens voor het bedrijfspand waar de inbraak plaatsvond heeft zien staan, die vervolgens het pand betraden en dit op enig moment daarna verlieten waarna zij hard het parkeerterrein oprenden. De getuige zag dat de politie er achteraan reed. Nu de verdachte één van de vier inzittenden bleek te zijn van deze personenauto leidt dit tot de conclusie dat hij één van de vier mannen was die betrokken waren bij de bedrijfsinbraak.
De verklaring van getuige [getuige 2], bezien in samenhang met de overige bewijsmiddelen, rechtvaardigt voorts de conclusie dat alle vier de personen die zijn gezien bij het bedrijfspand en daar naar binnen zijn gegaan nauw en bewust samenwerkten.
Anders dan de raadsvrouw is het hof dan ook van oordeel dat sprake is van medeplegen als bedoeld in het onder 2 ten laste gelegde.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1 subsidiair:
[medeverdachte] op 8 april 2016 tussen 01.30 uur en 02.31 uur te Amsterdam ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit [bedrijf] gelegen aan de Herengracht weg te nemen geld en/of goederen van zijn gading toebehorend aan [bedrijf] en zich daarbij de toegang tot die coffeeshop te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen van zijn gading onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, opzettelijk naar die [bedrijf] is toegegaan, waarna hij, [medeverdachte] met een moker, althans een hard en zwaar voorwerp, een raam en/of deur van voornoemde [bedrijf] heeft verbroken en voornoemde [bedrijf] heeft doorzocht bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest door op de uitkijk te staan.
2:
hij op 3 december 2015 te Ermelo, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit Wokrestaurant, [restaurant] aan de [adres 2], heeft weggenomen, 1 metalen geldkistje met inhoud en 1 pot voor het goede doel toebehorende aan [restaurant] en/of [slachtoffer 2], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van het forceren van het cilinderslot van de toegangsdeur.
Hetgeen onder 1 subsidiair en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 subsidiair en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
medeplichtigheid bij een poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 subsidiair en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder feit 1 subsidiair en onder feit 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met aftrek.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de verdachte geen relevante documentatie heeft en overeenkomstig LOVS een lagere straf zou moeten worden opgelegd. Zij heeft verzocht te volstaan met een taakstraf en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich in een periode van iets meer dan vier maanden schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan een poging tot inbraak onderscheidenlijk het plegen van een inbraak met anderen. Deze delicten hebben de benadeelden de nodige schade bezorgd. De verdachte heeft met zijn handelen een gebrek aan respect voor het eigendomsrecht van anderen aan de dag gelegd. Bovendien kunnen dergelijke feiten gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving doen ontstaan dan wel versterken. Het hof rekent dit de verdachte aan.
De in eerste aanleg opgelegde straf, die ook is gevorderd door de advocaat-generaal, doet recht aan de ernst en de aard van het bewezenverklaarde. Het hof zal daarom dezelfde, vrijheidsbenemende, straf opleggen die passend en geboden kan worden geacht.
In het voorgaande ligt besloten dat, gelet op de ernst van de feiten niet kan worden volstaan met het opleggen van een lagere straf dan de hieronder bedoelde.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 48, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.E. Kleene-Krom, mr. F.M.D. Aardema en mr. A.M.P. Geelhoed, in tegenwoordigheid van A. Ivanov, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 24 oktober 2018.
[…]