ECLI:NL:GHAMS:2018:3938

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 oktober 2018
Publicatiedatum
26 oktober 2018
Zaaknummer
23/000257-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot schorsing van voorlopige hechtenis wegens ernstige feiten en ontbreken goedgekeurde verblijfplaats

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 24 oktober 2018 een beschikking gegeven op het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte, geboren in 1991 en thans gedetineerd in P.I. Veenhuizen. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken, waaronder het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 18 januari 2018. Tijdens de behandeling in raadkamer zijn de advocaat-generaal en de raadsvrouw van de verdachte, mr. B. Roodveldt, gehoord.

Het hof overweegt dat de feiten in deze zaak zeer ernstig zijn en dat de rechtsorde geschokt is. De aanwezigheid van een veroordelend vonnis versterkt deze overweging. Het hof stelt dat schorsing van de voorlopige hechtenis alleen mogelijk is bij zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden, maar daarvan is in dit geval niet gebleken. De uitkomst van de Pro Justitia-rapportage en het ontbreken van een goedgekeurde verblijfplaats voor de verdachte zijn niet voldoende redenen om het verzoek tot schorsing te honoreren.

Daarom heeft het hof besloten het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis af te wijzen. Deze beschikking is gegeven door de voorzitter, Mr. J.L. Bruinsma, en de raadsheren mrs. P.F.E. Geerlings en D.J.P. van Barneveld, in aanwezigheid van griffier mr. D. Boessenkool. De advocaat-generaal heeft de beschikking ter kennis van de verdachte gebracht.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGop het verzoek strekkende tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
adres: [adres],
thans gedetineerd in P.I. Veenhuizen, gevangenis Norgerhaven te Veenhuizen.

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft gezien het verzoek strekkende tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de stukken betrekking hebbend op de
voorlopige hechtenis van de verdachte en het vonnis van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem van 18 januari 2018.
Het hof heeft bij de behandeling in raadkamer op 24 oktober 2018 gehoord de advocaat-generaal, en de raadsvrouw van de verdachte, mr. B. Roodveldt.

De beoordeling

Het hof overweegt dat er sprake is van zeer ernstige feiten en een geschokte rechtsorde. De omstandigheid dat er inmiddels sprake is van een veroordelend vonnis versterkt in dit geval het vorenstaande. Onder die omstandigheden kan van een schorsing alleen sprake zijn als zich zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden voordoen. Daarvan is niet gebleken. De enkele uitkomst van de Pro Justitia-rapportage is in ieder geval niet als zodanig aan te merken. Hetzelfde geldt voor de omstandigheid dat de verdachte tijdens zijn detentie geen verlof heeft kunnen hebben wegens het ontbreken van een aanvaardbare verblijfplaats. Daar komt nog bij dat ook nu nog geen goedgekeurd verblijfsadres van de verdachte bekend is. Om die redenen zal het hof het verzoek van de verdachte afwijzen.

De beslissing

Het hof:
WIJST AF het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte.
Deze beschikking is gegeven op 24 oktober 2018 in raadkamer van dit hof door
Mr. J.L. Bruinsma, voorzitter,
mrs. P.F.E. Geerlings en D.J.P. van Barneveld, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. D. Boessenkool als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 24 oktober 2018,
de advocaat-generaal