ECLI:NL:GHAMS:2018:3938
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot schorsing van voorlopige hechtenis wegens ernstige feiten en ontbreken goedgekeurde verblijfplaats
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 24 oktober 2018 een beschikking gegeven op het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte, geboren in 1991 en thans gedetineerd in P.I. Veenhuizen. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken, waaronder het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 18 januari 2018. Tijdens de behandeling in raadkamer zijn de advocaat-generaal en de raadsvrouw van de verdachte, mr. B. Roodveldt, gehoord.
Het hof overweegt dat de feiten in deze zaak zeer ernstig zijn en dat de rechtsorde geschokt is. De aanwezigheid van een veroordelend vonnis versterkt deze overweging. Het hof stelt dat schorsing van de voorlopige hechtenis alleen mogelijk is bij zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden, maar daarvan is in dit geval niet gebleken. De uitkomst van de Pro Justitia-rapportage en het ontbreken van een goedgekeurde verblijfplaats voor de verdachte zijn niet voldoende redenen om het verzoek tot schorsing te honoreren.
Daarom heeft het hof besloten het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis af te wijzen. Deze beschikking is gegeven door de voorzitter, Mr. J.L. Bruinsma, en de raadsheren mrs. P.F.E. Geerlings en D.J.P. van Barneveld, in aanwezigheid van griffier mr. D. Boessenkool. De advocaat-generaal heeft de beschikking ter kennis van de verdachte gebracht.