ECLI:NL:GHAMS:2018:3934

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 oktober 2018
Publicatiedatum
26 oktober 2018
Zaaknummer
13/665421-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige hechtenis en vluchtgevaar in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 24 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 8 oktober 2018, die een bevel tot gevangenhouding van de verdachte inhield. De verdachte, geboren in 1977 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, verblijft op dat moment in het huis van bewaring PI Rijnmond te Rotterdam. Het hof heeft kennisgenomen van de akte van de griffier van de rechtbank, waarin het hoger beroep is ingesteld, en heeft de relevante stukken met betrekking tot de voorlopige hechtenis bekeken. Tijdens de behandeling in raadkamer heeft de raadsman van de verdachte een mondeling verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis ingediend.

Het hof heeft de beschikking van de rechtbank beoordeeld en zich verenigd met de gronden waarop deze berust. Het hof concludeert dat er geen evidentie is voor een noodweer(exces)-situatie die zou leiden tot strafvermindering of het achterwege blijven van strafoplegging. Aangezien de verdachte geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland heeft en er vrees bestaat dat hij zich aan berechting zal onttrekken, is het hof van oordeel dat de voorlopige hechtenis gerechtvaardigd blijft. De geschokte rechtsorde en het ontbreken van uitzonderlijke zwaarwegende persoonlijke belangen van de verdachte bij invrijheidstelling zijn ook belangrijke overwegingen in deze beslissing.

Uiteindelijk heeft het hof het beroep tegen de beschikking van de rechtbank afgewezen, evenals het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis. Deze beslissing is genomen in raadkamer en is ter kennis gebracht aan de verdachte door de advocaat-generaal.

Uitspraak

13/665421-18
GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGin raadkamer op het hoger beroep in de zaak van
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1977,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans verblijvende in het huis van bewaring PI Rijnmond, De Schie te Rotterdam,
tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 8 oktober 2018, voor zover houdende bevel tot zijn gevangenhouding.

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft kennis genomen van de akte van de griffier van de rechtbank Amsterdam van
11 oktober 2018, waarbij namens de verdachte hoger beroep is ingesteld tegen voormelde beschikking van die rechtbank.
Het hof heeft gezien de beschikking waarvan beroep en heeft kennis genomen van de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van de verdachte en heeft gehoord de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door diens raadsman mr. M.A.I. Witlox.
Bij de behandeling in raadkamer heeft de raadsman namens de verdachte een mondeling schorsingsverzoek gedaan.

De beoordeling

Het hof verenigt zich met de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en de gronden waarop deze berust. Het hof sluit zich voor wat betreft de gronden aan bij de motivering van de rechter-commissaris bij het bevel inbewaringstelling.
Het hof acht niet op voorhand evident dat er sprake is geweest van een noodweer(exces)-situatie die tot strafvermindering of het achterwege blijven van strafoplegging zou moeten leiden, zodat er thans geen sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 67a, derde lid, Sv.
Nu de verdachte geen vaste woon- of verblijfplaats heeft in Nederland noch een legale verblijfsstatus is het hof van oordeel dat er gronden zijn om te vrezen dat de verdachte zich aan berechting in Nederland zal onttrekken, dan wel niet voor justitie vindbaar zal zijn. Daar komt bij dat de voorlopige hechtenis mede gegrond is op de geschokte rechtsorde, hetgeen zich niet verdraagt met een schorsing van die voorlopige hechtenis, tenzij er sprake is van uitzonderlijke zwaarwegende persoonlijke belangen van de verdachte bij invrijheidstelling. Daarvan is niet gebleken. Onder deze omstandigheden is schorsing van de voorlopige hechtenis niet aan de orde.
13/665421-18

De beslissing

Het hof:
WIJST AF het beroep tegen de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
WIJST AF het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Deze beschikking is gegeven op 24 oktober 2018 in raadkamer van dit hof door
mr. J.L. Bruinsma, voorzitter,
mrs. P.F.E. Geerlings en D.J.P. van Barneveld, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. D. Boessenkool als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 24 oktober 2018,
de advocaat-generaal