ECLI:NL:GHAMS:2018:3934
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Voorlopige hechtenis en vluchtgevaar in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 24 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 8 oktober 2018, die een bevel tot gevangenhouding van de verdachte inhield. De verdachte, geboren in 1977 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, verblijft op dat moment in het huis van bewaring PI Rijnmond te Rotterdam. Het hof heeft kennisgenomen van de akte van de griffier van de rechtbank, waarin het hoger beroep is ingesteld, en heeft de relevante stukken met betrekking tot de voorlopige hechtenis bekeken. Tijdens de behandeling in raadkamer heeft de raadsman van de verdachte een mondeling verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis ingediend.
Het hof heeft de beschikking van de rechtbank beoordeeld en zich verenigd met de gronden waarop deze berust. Het hof concludeert dat er geen evidentie is voor een noodweer(exces)-situatie die zou leiden tot strafvermindering of het achterwege blijven van strafoplegging. Aangezien de verdachte geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland heeft en er vrees bestaat dat hij zich aan berechting zal onttrekken, is het hof van oordeel dat de voorlopige hechtenis gerechtvaardigd blijft. De geschokte rechtsorde en het ontbreken van uitzonderlijke zwaarwegende persoonlijke belangen van de verdachte bij invrijheidstelling zijn ook belangrijke overwegingen in deze beslissing.
Uiteindelijk heeft het hof het beroep tegen de beschikking van de rechtbank afgewezen, evenals het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis. Deze beslissing is genomen in raadkamer en is ter kennis gebracht aan de verdachte door de advocaat-generaal.