ECLI:NL:GHAMS:2018:391
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in vervolging wegens lokaalvredebreuk tijdens vreedzame demonstratie
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 2 februari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft twee verdachten die op 24 maart 2016 vreedzaam demonstreerden tijdens de vakbeurs 'Building Holland' in de Amsterdam RAI. De demonstranten werden aangehouden omdat zij weigerden de locatie te verlaten na herhaalde verzoeken van de beveiliging. De verdachten voerden actie tegen de bouw van voorzieningen voor uitgeprocedeerde vluchtelingen en deelden folders uit. Na hun aanhouding werden zij voor een korte tijd vastgehouden op het politiebureau en kregen zij een strafbeschikking opgelegd.
De verdediging stelde dat de aanhouding en vervolging in strijd waren met de artikelen 10 EVRM en 19 IVBPR, die de vrijheid van meningsuiting en het recht op demonstratie waarborgen. Het hof oordeelde dat de aanhouding en de daaropvolgende maatregelen niet noodzakelijk waren in een democratische samenleving en dat de demonstratie vreedzaam was verlopen zonder wanordelijkheden. Het hof concludeerde dat de vrijheidsbeneming disproportioneel was en dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard in de vervolging van de verdachten. Het vonnis van de rechtbank werd vernietigd en het hof deed opnieuw recht door het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren.
Deze uitspraak benadrukt het belang van demonstratievrijheid en de noodzaak voor de overheid om deze rechten te respecteren, zelfs in situaties waarin er sprake is van lokale regelgeving.