ECLI:NL:GHAMS:2018:388

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 februari 2018
Publicatiedatum
7 februari 2018
Zaaknummer
23-000142-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal met bijzondere omstandigheden en geen oplegging van straf of maatregel

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 2 februari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1976 en thans gedetineerd in P.I. Veenhuizen, was eerder veroordeeld tot een ISD-maatregel en is ongewenst verklaard, wat betekent dat hij kan worden uitgezet. De zaak betreft diefstal van twee tablets uit een winkel in Zaandam op 6 en 17 maart 2015. De verdachte is vrijgesproken van het tweede feit, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij de diefstal op die datum had gepleegd. Het hof oordeelde dat de herkenning van de verdachte op camerabeelden niet overtuigend was en dat er geen wettig bewijs was voor zijn betrokkenheid bij het tweede feit. Voor het eerste feit, de diefstal op 6 maart 2015, werd de verdachte wel schuldig bevonden. Ondanks de eerdere veroordelingen en de ernst van het feit, besloot het hof geen straf of maatregel op te leggen, verwijzend naar de bijzondere omstandigheden van de zaak, waaronder de ISD-maatregel en de mogelijkheid van uitzetting. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en sprak de verdachte vrij van het tweede feit, terwijl het eerste feit als bewezen werd verklaard zonder oplegging van straf.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000142-16
datum uitspraak: 2 februari 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 11 januari 2016 in de strafzaak onder parketnummer 15-189361-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1976,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in P.I. Veenhuizen, gevangenis Esserheem te Veenhuizen.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 19 januari 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 6 maart 2015 te Zaandam, gemeente Zaanstad, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een winkel aan de Hermitage heeft weggenomen twee tablets (Galaxy Tab S 10.5 Wifi WHI), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan "[bedrijf]", in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2:
hij op of omstreeks 17 maart 2015 te Zaandam, gemeente Zaanstad, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een winkel aan de Hermitage heeft weggenomen twee tablets (Galaxy Tab S 10.5 Wifi WHI, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan "[bedrijf]", in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vrijspraak feit 2

De advocaat-generaal heeft betoogd dat er weliswaar geen duidelijke herkenning is van de verdachte op 17 maart 2015 in de [bedrijf], maar wel van de verdachte op 6 maart 2015 bij diezelfde [bedrijf] (feit 1). Nu het gaat om dezelfde modus operandi en uit het dossier blijkt dat de pleger van de diefstal op 17 maart 2015 dezelfde persoon is als de pleger op 6 maart 2015, kan wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte op 17 maart 2015 een tablet bij de [bedrijf] heeft weggenomen.
Het hof overweegt als volgt.
Aan het proces-verbaal van bevindingen met nummer 2015075459-5 van 27 augustus 2015, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] zijn drie stills (afbeeldingen 9, 10 en 11) gehecht waarop de pleger van de diefstal op 17 maart 2015 te zien is. Uit het dossier blijkt echter onvoldoende dat het de verdachte is die op die stills te zien is. Verbalisant [verbalisant 1] lijkt ervan uit te gaan dat de dader van het feit van 6 maart 2015 (zijnde de verdachte) dezelfde is als de dader van onderhavig feit, maar zij heeft niet geverbaliseerd dat zij de verdachte op de stills van 17 maart 2015 daadwerkelijk heeft herkend. Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat het dossier ook overigens geen wettig en overtuigend bewijs bevat dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft gepleegd, waarbij mede van belang is dat de verdachte door verbalisant [verbalisant 2] is herkend op een foto die betrekking heeft op een niet ten laste gelegde datum. De verdachte dient dan ook van feit 2 te worden vrijgesproken.

Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1

De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde feit. Zij heeft aangevoerd dat de stills in het dossier onduidelijk zijn en dat zij daarop de verdachte niet herkent. Verbalisant Verheggen heeft de verdachte daarop wel herkend, maar aan die herkenning kan worden getwijfeld. Dat iemand zich vervelend tijdens een verhoor heeft gedragen maakt dat niet anders.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt hiertoe als volgt.
Het hof acht de zich in het dossier bevindende stills van de camerabeelden van 6 maart 2015 van voldoende kwaliteit om als basis voor herkenning te dienen. Verbalisant [verbalisant 3] heeft de verdachte op de stills herkend, waarbij hij specifiek heeft opgegeven waaraan hij de verdachte heeft herkend, te weten aan zijn postuur, zijn haren en zijn gelaatsuitdrukking. Voorts heeft hij gerelateerd dat hij op 26 februari 2015 de verdachte in een andere zaak heeft verhoord. Hij herinnert zich de verdachte nog goed, omdat deze zich heel recalcitrant gedroeg en verbaal agressief was. Omdat Verheggen tijdens dat verhoor de vragen stelde en zijn collega typte, heeft Verheggen de verdachte goed aangekeken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 6 maart 2015 te Zaandam, gemeente Zaanstad, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkel aan de Hermitage heeft weggenomen twee tablets (Galaxy Tab S 10.5 Wifi WHI), toebehorende aan [bedrijf].
Hetgeen onder 1 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Geen oplegging van straf of maatregel

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 maanden.
De verdachte is blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 4 januari 2018 eerder veelvuldig wegens vermogensdelicten veroordeeld. In combinatie met de ernst van het feit is dan ook in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. Uit bedoeld uittreksel blijkt evenwel tevens dat aan de verdachte bij onherroepelijk vonnis van de rechtbank Amsterdam van 8 november 2016 de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) is opgelegd. Ter terechtzitting in hoger beroep is voorts gebleken dat de verdachte vervolgens ongewenst is verklaard en dat hij kan (en zal) worden uitgezet. Gelet op deze bijzondere omstandigheden ziet het hof aanleiding toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. M.J.A. Duker en mr. A. van Verseveld, in tegenwoordigheid van mr. A.F. van der Heide, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 2 februari 2018.
mr. A. van Verseveld en mr. A.F. van der Heide zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.