In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen [X] B.V. en [geïntimeerde]. De zaak betreft de verwijtbaarheid van [geïntimeerde] die op 5 mei 2017 maaltijdsalades, bestemd voor vernietiging, onbetaald heeft meegenomen van de werklocatie. [X] B.V. heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden en verzocht om geen transitievergoeding en billijke vergoeding aan [geïntimeerde] toe te kennen. De kantonrechter oordeelde dat het meenemen van derving een redelijke grond voor ontbinding opleverde, maar dat er geen sprake was van ernstige verwijtbaarheid aan de zijde van [geïntimeerde].
In hoger beroep heeft [X] B.V. de beslissing van de kantonrechter bestreden, stellende dat [geïntimeerde] wel degelijk ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Het hof heeft de grieven van [X] B.V. gegrond verklaard en geoordeeld dat [geïntimeerde] in strijd heeft gehandeld met de geldende regels binnen [X] B.V. en dat hij geen recht heeft op een transitievergoeding. Het hof heeft vastgesteld dat [geïntimeerde] niet gerechtvaardigd heeft kunnen vertrouwen op toestemming van [X] B.V. om de derving mee te nemen, ondanks zijn verweer dat hij dacht dat er toestemming was gegeven.
De uitspraak van het hof vernietigt de eerdere beschikking van de kantonrechter voor zover deze [geïntimeerde] een transitievergoeding toekende en compenseert de proceskosten. [geïntimeerde] wordt veroordeeld tot terugbetaling van de ontvangen bedragen aan [X] B.V. binnen twee dagen na betekening van de beschikking. De beslissing van het hof benadrukt de verantwoordelijkheid van werknemers om zich aan de interne regels van hun werkgever te houden, vooral in leidinggevende posities.