ECLI:NL:GHAMS:2018:3863
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vordering uit onrechtmatige daad tegen ontslagen werknemer en derde partij wegens verkoop van postzegels
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over een vordering uit onrechtmatige daad. De appellante, Compass Group Nederland Holding B.V., had een vordering ingesteld tegen een voormalig werknemer die op staande voet was ontslagen, en tegen een derde partij, een postzegelhandelaar. De werknemer had postzegels, die toebehoorden aan Compass, verkocht aan de postzegelhandelaar en de opbrengst voor zichzelf gehouden. Het hof heeft de vordering tegen de werknemer toegewezen, maar de vordering tegen de postzegelhandelaar afgewezen. Dit leidde tot een hoger bedrag dan eerder door de rechtbank was toegewezen.
Het hof heeft in een tussenarrest op 13 maart 2018 al enkele grieven van beide partijen behandeld. In het eindarrest heeft het hof vastgesteld dat de schade van Compass voorlopig wordt geschat op € 117.483,-, gebaseerd op een bedrag dat de werknemer aan de postzegelhandelaar heeft ontvangen. Het hof heeft de werknemer in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over dit bedrag, maar heeft geconcludeerd dat de werknemer onvoldoende bewijs heeft geleverd om de hoogte van de schade te betwisten.
De uitspraak van het hof houdt in dat de werknemer moet betalen aan Compass, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de inleidende dagvaarding. Het hof heeft ook de proceskosten aan de zijde van Compass toegewezen. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de meervoudige burgerlijke kamer van het hof.