Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[appellant sub 1] ,
[appellante sub 2],
1.[geïntimeerde sub 1] ,
[geïntimeerde sub 2],
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, gaat het om een burengeschil tussen twee partijen die sinds 2009 naast elkaar wonen. De appellanten, wonend op [adres 2], hebben in hoger beroep beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam, waarin hun vordering tot verplaatsing van een schutting werd afgewezen. De appellanten stelden dat de erfgrens niet correct was vastgesteld en dat de schutting zich deels op hun grond bevond. De kantonrechter oordeelde echter dat uit de overgelegde stukken van het Kadaster niet kon worden afgeleid dat de erfgrens onjuist was bepaald. De appellanten hebben in hoger beroep hun standpunt herhaald, maar het hof concludeerde dat de grief faalde. Het hof onderschreef de overwegingen van de kantonrechter en oordeelde dat de appellanten geen nieuwe stellingen hadden geponeerd die tot een ander oordeel konden leiden. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en veroordeelde de appellanten in de proceskosten van het geding in hoger beroep.