ECLI:NL:GHAMS:2018:3738
Gerechtshof Amsterdam
- Tussenbeschikking
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake gezamenlijk ouderlijk gezag en omgangsregeling voor minderjarige
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 16 oktober 2018 een tussenbeschikking gegeven in een hoger beroep betreffende de vraag of de vader gezamenlijk ouderlijk gezag kan krijgen over zijn minderjarige dochter, geboren in 2008, uit een relatie die in januari 2012 is verbroken. De vader heeft in hoger beroep beroep ingesteld tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Noord-Holland, waarin zijn verzoek om gezamenlijk gezag werd afgewezen. De moeder heeft verweer gevoerd en de raad voor de kinderbescherming is betrokken bij de procedure. Het hof heeft de vader in zijn verzoek gehoord, evenals de moeder en de raad, en heeft vastgesteld dat er in het verleden meerdere procedures zijn gevoerd over de omgang en het gezag. De vader heeft aangegeven dat de omgang met zijn dochter goed verloopt, maar dat hij als niet-gezaghebbende ouder geen invloed heeft op belangrijke beslissingen, zoals over de opleiding en medische zaken van zijn dochter. De moeder daarentegen stelt dat de onderlinge verstandhouding tussen de ouders nog steeds problematisch is en dat gezamenlijk gezag niet in het belang van de minderjarige zou zijn. Het hof heeft besloten dat er meer informatie nodig is en heeft de raad verzocht om een onderzoek in te stellen naar de mogelijkheden voor gezamenlijk gezag, waarbij ook de hulpverleners van de minderjarige betrokken zullen worden. De behandeling van de zaak is aangehouden tot het rapport van de raad is ontvangen.