ECLI:NL:GHAMS:2018:3605
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Vernietiging beschikking ondertoezichtstelling van een minderjarige na hulpverlening door de ouders
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 2 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, [de minderjarige]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had eerder een beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 19 februari 2018 aangevochten, waarin de ondertoezichtstelling was opgelegd. De moeder en de vader van [de minderjarige] hebben gezamenlijk het gezag over haar en na hun uiteengaan verblijft [de minderjarige] bij de moeder en haar halfzus bij de grootouders. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om de ondertoezichtstelling vanwege zorgen over de ontwikkeling van [de minderjarige], die in het verleden te maken had gehad met huiselijk geweld. Tijdens de mondelinge behandeling op 20 juli 2018 heeft de moeder betoogd dat er geen sprake was van een ernstige ontwikkelingsbedreiging en dat zij zelf hulpverlening had geïnitieerd. Het hof heeft vastgesteld dat de ouders inmiddels goed samenwerken in de opvoeding en dat de hulpverlening succesvol was afgerond. Het hof oordeelde dat de gronden voor de ondertoezichtstelling ten tijde van de bestreden beschikking niet aanwezig waren en ook thans niet aanwezig zijn. De beschikking van de rechtbank is vernietigd en het verzoek van de Raad tot ondertoezichtstelling is afgewezen.