Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
- één middag in de week, gedurende een maand;
- vervolgens één dag in de week van 10.00 tot 16.00 uur.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 18 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een verzoek om omgang tussen de man en zijn minderjarige kind. De man, die in hoger beroep ging, verzocht om een zorgregeling waarbij hij om de week omgang zou hebben met zijn kind. De vrouw, de verweerster in deze procedure, verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen. Het hof heeft in zijn uitspraak verwezen naar eerdere beschikkingen en het verloop van de procedure in eerste aanleg, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio Amsterdam betrokken waren. Het hof heeft vastgesteld dat er belemmeringen zijn voor het opstarten van het contact tussen de man en het kind, waaronder de emotionele toestemming van de vrouw en het verzet van de man tegen bepaalde begeleidingsvormen. Het hof concludeert dat het in het belang van het kind is dat de hulpverlening aan de vrouw verder op gang komt en dat de man zijn verzet tegen de adviezen van de GI staakt. De beslissing van het hof is om de beschikking waarvan beroep te bekrachtigen en het verzoek van de man af te wijzen, met de mogelijkheid voor de man om in de toekomst opnieuw een verzoek in te dienen bij wijziging van omstandigheden.