ECLI:NL:GHAMS:2018:3569

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 september 2018
Publicatiedatum
5 oktober 2018
Zaaknummer
23-002450-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Noord-Holland inzake verkeersdelicten met zwaar lichamelijk letsel

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1966, was betrokken bij een verkeersongeval op 9 april 2015 in Nieuw-Vennep, waarbij hij als bestuurder van een personenauto (merk Seat, type Altea) een bromfietser aanreed. De bromfietser, genaamd [slachtoffer], liep zwaar lichamelijk letsel op, waaronder een bekkenbasisfractuur en een gescheurde lever. De verdachte had alcohol gedronken en was niet in het bezit van een rijbewijs. Het hof oordeelde dat de verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend had gedragen door vanuit stilstand de weg op te rijden zonder zich te vergewissen van het overige verkeer. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en verklaarde de verdachte schuldig aan de ten laste gelegde feiten, waaronder het verlaten van de plaats van het ongeval en het rijden zonder rijbewijs. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, een taakstraf van 150 uren, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor twee jaar. Daarnaast werd een geldboete van € 125,00 opgelegd.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002450-17
datum uitspraak: 27 september 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 4 juli 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-710246-15 tegen
[verdachte],
geboren te [plaats] op [geboortedatum] 1966,
adres: [geboortedatum].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
13 september 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij:
1. primair:
op of omstreeks 9 april 2015 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (te weten een personenauto, merk Seat, type Altea), daarmede rijdende over de weg, [adres], zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, vanuit stilstand en/of parkeerstand is weggereden zonder het overige verkeer voor te laten gaan, immers is verdachte, terwijl hij ter plaatse goed bekend is en/of onbelemmerd zicht had en/of hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994, danwel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid van genoemde wet en/of niet in het bezit was van een rijbewijs van de categorie motorrijtuigen waartoe voornoemd motorrijtuig behoorde, vanuit stilstand en/of parkeerstand en/of (gezien de rijrichting van verdachte) vanaf de linkerzijde van de [adres] naar, althans in de richting van, de rechterzijde van die weg (op)gereden, zonder zich er in voldoende mate van te vergewissen of er geen tegemoetkomend verkeer naderde en/of de weg vrij was van (naderend) verkeer, en/of (vervolgens) niet in staat geweest een op die [adres] tegemoetkomende/naderende bestuurder van een bromfiets (merk Piaggio, type C25) te ontwijken, waarna een botsing/aanrijding is gevolgd tussen het door verdachte, bestuurde motorrijtuig en/of de bestuurder van die bromfiets en/of die bromfiets, waardoor de bestuurder van die bromfiets (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een bekkenbasis fractuur en/of een gescheurde lever en/of een gescheurde nier en/of (een) gekneusde long(en), of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
1. subsidiair:
op of omstreeks 9 april 2015 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, als bestuurder van een voertuig (te weten een personenauto, merk Seat, type Altea), daarmee rijdende op de weg, [adres], vanuit stilstand en/of parkeerstand is weggereden zonder het overige verkeer voor te laten gaan, immers is verdachte, terwijl hij ter plaatse goed bekend is en/of onbelemmerd zicht had en/of hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994, danwel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid van genoemde wet en/of niet in het bezit was van een rijbewijs van de categorie motorrijtuigen waartoe voornoemd motorrijtuig behoorde, vanuit stilstand en/of parkeerstand en/of (gezien de rijrichting van verdachte) vanaf de linkerzijde van de [adres] naar, althans in de richting van, de rechterzijde van die weg (op)gereden, zonder zich er in voldoende mate van te vergewissen of er geen tegemoetkomend verkeer naderde en/of de weg vrij was van (naderend) verkeer, en/of (vervolgens) niet in staat geweest een op die [adres] tegemoetkomende/naderende bestuurder van een bromfiets te ontwijken, waarna een botsing/aanrijding is gevolgd tussen het door verdachte, bestuurde motorrijtuig en/of de bestuurder van die bromfiets en/of die bromfiets, waarbij letsel aan die persoon is ontstaan en/of schade aan (een) goed(eren) is toegebracht, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2:
als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig (te weten een personenauto, merk Seat, type Altea) betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Nieuw-Vennep op/aan [adres], op of omstreeks 9 april 2015 (omstreeks 21:34 uur) de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer]) letsel en/of schade was toegebracht;
3:
op of omstreeks 9 april 2015 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, als bestuurder van een motorrijtuig (te weten een personenauto, merk Seat, type Altea) dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 645 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en verdachte dit motorrijtuig heeft bestuurd zonder rijbewijs;
4:
op of omstreeks 9 april 2015 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, als bestuurder van een motorrijtuig (te weten een personenauto, merk Seat, type Altea) heeft gereden op de weg, [adres], zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Het standpunt van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde.

Het standpunt van de verdediging

Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman betoogd dat het rijgedrag van de verdachte niet achteraf mag worden ingekleurd door de later bekend geworden feiten dat hij te veel alcohol had gedronken en zonder rijbewijs reed, maar dat daarbij ook moet worden gekeken naar het verkeersgedrag van de betrokkenen bij het ongeval. Een objectieve buitenstaander zou geen strafbaar gedrag kunnen ontdekken bij de verdachte die stapvoets wegreed van een parkeerplaats, maar wel bij de bromfietser die met een hoge snelheid aan kwam rijden. De bromfietser, die aan het racen was, verloor de macht over het stuur en reed tegen de auto van de verdachte aan. Er is derhalve geen sprake van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (WVW) zodat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte niet in strijd heeft gehandeld met de geest van het bepaalde in artikel 7 WVW, aangezien hij erop vertrouwde dat de ter plaatse aanwezige personen wel wisten wie hij is. Daarnaast is zijn kennis ter plaatse achtergebleven, zodat de verdachte ervan uit kon gaan dat men via die kennis aan zijn gegevens zou komen. De verdachte is in ieder geval niet weggelopen met het doel om zich te onttrekken aan identificatie als betrokkene bij een ongeval, maar omdat hij heel erg was geschrokken. Er is derhalve geen sprake van verwijtbaar handelen in de zin van artikel 7 WVW zodat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat verdachte vóór en na het ongeval alcohol heeft gedronken, maar dat de hoeveelheid alcohol ten tijde van het ongeval niet is vast te stellen. Het feit kan dan ook niet bewezen worden zoals ten laste gelegd (met opgave van het exacte alcoholgehalte), zodat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat het feit wettig en overtuigend kan worden bewezen, nu de verdachte geen rijbewijs heeft.

Het oordeel van het hof

Uit de wettige bewijsmiddelen blijkt het volgende.
De verdachte is op 9 april 2015, na het drinken van alcoholhoudende drank, ingestapt bij een kennis in een auto die geparkeerd stond in de buurt van de skatebaan in Nieuw-Vennep. In de auto heeft de verdachte wijn gedronken, waarna hij plaatsnam op de bestuurdersstoel van deze auto om de auto naar een andere parkeerplek te rijden. De verdachte heeft de auto van de linkerkant van de weg naar rechts gestuurd en is, terwijl hij wegreed, in botsing gekomen met een tegemoetkomende bromfietser. De verdachte is vanuit stilstand gaan rijden zonder zich ervan te vergewissen dat andere weggebruikers daardoor niet in gevaar zouden kunnen komen. De verdachte wist dat op de weg jongeren aan het crossen waren. Door onder genoemde omstandigheden en op de beschreven wijze deel te nemen aan het verkeer heeft de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gehandeld en is het verkeersongeval aan zijn schuld te wijten. Door de botsing heeft de bromfietser onder meer een bekkenbasisfractuur, een gescheurde lever, een gescheurde nier en een gekneusde long opgelopen. Hij moest geopereerd worden vanwege een bloeding in zijn lever en lag daarna nog zestien dagen in een academisch ziekenhuis, onder meer op de trauma-afdeling. Vanwege de leverscheuring was de bromfietser drie maanden niet in staat om zware lichamelijke activiteiten uit te voeren en mocht hij niet sporten. Voornoemde bekkenbasisfractuur en de scheuren in verschillende organen vallen naar het oordeel van het hof aan te merken als zwaar lichamelijk letsel. Het hof is dan ook van oordeel dat het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde kan de stelling van de raadsman, dat de verdachte erop vertrouwde dat zijn gegevens bekend zouden worden, niet worden gevolgd. Het hof stelt vast dat de verdachte geen gegevens van zichzelf heeft achtergelaten bij de bestuurder van de scooter en evenmin bij omstanders. Deze bestuurder heeft verklaard dat hij de verdachte ook niet heeft gezien. De verdachte, die zelf verantwoordelijk was voor het bekend maken van zijn gegevens en wist dat de scooterrijder gewond was, had daarom de plek van het ongeval niet mogen verlaten zonder zijn gegevens bekend te maken. De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg bovendien verklaard dat hij wist dat hij fout zat en dat hij was weggegaan omdat hij niet nog meer narigheid wilde hebben. Het hof verwerpt het verweer en acht ook het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat het alcoholgehalte van de adem van de verdachte dat 645 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht is geweest. De door en namens de verdachte opgevoerde stelling dat hij ná het ongeval veel alcohol heeft gedronken schuift het hof als ongeloofwaardig terzijde. De verdachte heeft hierover wisselende verklaringen afgelegd, onder meer op de vraag of vooral wijn of bier is genuttigd, in welke volgorde en over de plek waar hij (in huis) de drank zou hebben gepakt. Ook de verklaring van zijn toenmalige vriendin (bij wie de verdachte naar eigen zeggen na het ongeval alcohol zou hebben genuttigd) dat zij geen alcohol in huis had is in dit verband van belang. Het oordeel dat de verdachte ten tijde van het ongeval veel had gedronken leidt het hof af uit de verklaring van de verdachte dat hij voor het instappen in de auto alcoholhoudende drank had gedronken en in de auto wijn heeft gedronken. Getuigen hebben direct na het ongeval gezien dat de verdachte onvast ter been was en struikelde, waardoor zij het vermoeden hadden dat de verdachte onder invloed was van alcohol.
Uit het dossier blijkt voorts dat de verdachte niet in het bezit was van een rijbewijs. Het hof acht het onder 4 ten laste gelegde daarom eveneens wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij:
1. primair:
op 9 april 2015 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (te weten een personenauto, merk Seat, type Altea), daarmede rijdende over de weg, [adres], zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend, vanuit parkeerstand is weggereden zonder het overige verkeer voor te laten gaan,
immers is verdachte, terwijl hij onbelemmerd zicht had en hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994, en niet in het bezit was van een rijbewijs van de categorie motorrijtuigen waartoe voornoemd motorrijtuig behoorde,
- vanuit parkeerstand en (gezien de rijrichting van verdachte) vanaf de linkerzijde van de [adres] naar, althans in de richting van, de rechterzijde van die weg (op)gereden, zonder zich er in voldoende mate van te vergewissen of er geen tegemoetkomend verkeer naderde en de weg vrij was van (naderend) verkeer, en vervolgens
- niet in staat geweest een op die [adres] tegemoetkomende/naderende bestuurder van een bromfiets (merk Piaggio, type C25) te ontwijken,
waarna een botsing/aanrijding is gevolgd tussen het door verdachte, bestuurde motorrijtuig en die bromfiets, waardoor de bestuurder van die bromfiets (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, te weten een bekkenbasisfractuur en een gescheurde lever en een gescheurde nier en een gekneusde long;
2:
als degene die als bestuurder van een motorrijtuig (te weten een personenauto, merk Seat, type Altea) betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Nieuw-Vennep aan [adres], op 9 april 2015 (omstreeks 21:34 uur) de voornoemde plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer]) letsel en/of schade was toegebracht;
3:
op 9 april 2015 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, als bestuurder van een motorrijtuig (te weten een personenauto, merk Seat, type Altea) dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 645 microgram per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en verdachte dit motorrijtuig heeft bestuurd zonder rijbewijs;
4:
op 9 april 2015 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, als bestuurder van een motorrijtuig (te weten een personenauto, merk Seat, type Altea) heeft gereden op de weg, [adres], zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Hetgeen onder 1 primair, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 primair en 3 bewezen verklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht
en
overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994 (645 microgram).
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 primair, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 primair, 2 en 3 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en, naast de algemene voorwaarden, de bijzondere voorwaarden opgelegd dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal melden bij de reclassering, zal deelnemen aan een leefstijltraining en zich met betrekking tot zijn financiële problematiek en het niet hebben van een zorgverzekering zal laten begeleiden door de MJD. Daarnaast heeft de rechtbank de verdachte voor het onder 1 bewezen verklaarde veroordeeld tot een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2 jaren. Ten aanzien van het onder 4 bewezen verklaarde heeft de rechtbank de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 125,00.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straffen als door de rechter in eerste aanleg opgelegd. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden zal worden opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft een auto bestuurd terwijl hij geen rijbewijs heeft en nadat hij bier en wijn had gedronken. Vervolgens heeft hij bij de skatebaan aan de [adres] in Nieuw-Vennep door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag een aanrijding met een scooter veroorzaakt, waarbij de bestuurder van deze scooter zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Dit rekent het hof de verdachte zwaar aan. De aanrijding heeft voor het slachtoffer ernstige gevolgen gehad. De verdachte heeft zich bovendien aan zijn verantwoordelijkheid onttrokken door zich niet om het slachtoffer te bekommeren en de plaats van het ongeval te verlaten zonder zijn gegevens bekend te maken.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft het hof gelet op het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsrapport van 11 mei 2016 en op hetgeen door de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep naar voren is gebracht. Tot slot heeft het hof acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 6 september 2018, waaruit blijkt dat hij in de afgelopen vijf jaren niet in aanraking is gekomen met politie en justitie.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat met betrekking tot feit 1 primair, feit 2 en feit 3 een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden is. Anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal, acht het hof een vrijheidsbenemende straf met een onvoorwaardelijk strafdeel niet passend, mede gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. In plaats daarvan zal het hof een onvoorwaardelijke taakstraf opleggen. Voorts is het hof, met de rechtbank, van oordeel dat het noodzakelijk is dat de verdachte verplicht contact heeft met GGZ Reclassering Palier, zich laat begeleiden door de MJD en deelneemt aan een leefstijltraining. De daartoe strekkende bijzondere voorwaarden zal het hof dan ook aan de voorwaardelijk op te leggen gevangenisstraf verbinden.
Met betrekking tot feit 4 zal het hof een geldboete opleggen. Bij de bepaling van de hoogte daarvan heeft het hof rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Tot slot is het hof van oordeel dat ten aanzien van feit 1 primair aan de verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen dient te worden ontzegd voor na te noemen duur.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 55, 57 en 62 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 7, 8, 107, 175, 176, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 15-710246-15 onder 1 primair, 2 en 3 bewezen verklaarde:
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich binnen drie werkdagen na het onherroepelijk worden van dit arrest zal melden bij GGZ Reclassering Palier, Witte Singel 8 te Leiden en zich vervolgens ook gedurende de proeftijd van twee jaren bij GGZ Reclassering Palier zal blijven melden, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd van twee jaren zal deelnemen aan een gedragsinterventie, bestaande uit een leefstijltraining, aangeboden door GGZ Reclassering Palier of een soortgelijke instelling, waarbij hij zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens voornoemde instelling aan hem zullen worden gegeven;
- zich gedurende de proeftijd van twee jaren met betrekking tot zijn financiële problematiek en het niet hebben van een zorgverzekering laat begeleiden door de MJD.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (art. 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
150 (honderdvijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
75 (vijfenzeventig) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
2 (twee) jaren.
Ten aanzien van het onder 4 bewezen verklaarde:
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 125,00 (honderdvijfentwintig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
2 (twee) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.D. van Heffen, mr. A.P.M. van Rijn en mr. M. Iedema, in tegenwoordigheid van mr. K. Sarghandoy, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 27 september 2018.
[…]