ECLI:NL:GHAMS:2018:3564

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 september 2018
Publicatiedatum
4 oktober 2018
Zaaknummer
200.242.257/01 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van een commissaris van Stichting Wonen Zuid op grond van de Woningwet

In deze zaak heeft de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam op 21 september 2018 een beschikking gegeven inzake het verzoek van Stichting Wonen Zuid om [A] te ontslaan als lid van de raad van commissarissen. Het verzoek is ingediend op 3 juli 2018, naar aanleiding van een vertrouwensbreuk tussen [A] en de overige leden van de raad van commissarissen. De Ondernemingskamer heeft vastgesteld dat er een onherstelbare vertrouwensbreuk is ontstaan, waardoor [A] niet langer naar behoren kan functioneren. Dit werd niet bestreden door [A], die bovendien zelf had aangegeven haar functie te willen beëindigen per 1 november 2018. De Ondernemingskamer heeft geoordeeld dat het verzoek van Wonen Zuid toewijsbaar is op basis van artikel 33 lid 1 van de Woningwet, dat de Ondernemingskamer exclusief bevoegdheid geeft om een commissaris van een toegelaten instelling te ontslaan. De beslissing om [A] te ontslaan werd unaniem ondersteund door de raad van commissarissen, die eerder al had besloten tot schorsing van [A]. De Ondernemingskamer heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken en heeft het verzoek van Wonen Zuid toegewezen.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.242.257/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 21 september 2018
inzake
de stichting
STICHTING WONEN ZUID,
gevestigd te Roermond,
VERZOEKSTER,
advocaat:
mr. J.M.H. van den Mosselaar, kantoorhoudende te Best,
t e g e n
[A],
wonende te [....] ,
BELANGHEBBENDE,
niet verschenen.

1.Het verloop van het geding

1.1
In het vervolg zal verzoekster ook worden aangeduid als Wonen Zuid en belanghebbende als [A] .
1.2
Wonen Zuid, vertegenwoordigd door haar raad van commissarissen, heeft bij op 3 juli 2018 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verzoekschrift, met producties, op de voet van artikel 33 lid 1 van de Woningwet verzocht om [A] met onmiddellijke ingang te ontslaan als lid van de raad van commissarissen van Wonen Zuid (hierna: de raad van commissarissen), kosten rechtens.
1.3
Bij brief van 16 juli 2018 heeft de Ondernemingskamer partijen opgeroepen voor een op 20 september 2018 te houden mondelinge behandeling en [A] in de gelegenheid gesteld uiterlijk 30 augustus 2018 bij advocaat een verweerschrift in te dienen en bepaald dat uiterlijk 13 september 2018 nadere producties kunnen worden overgelegd. Bij brief van 13 september 2018 heeft [A] aan de Ondernemingskamer afschriften toegestuurd van (recente) correspondentie tussen partijen. Bij brief van 17 september 2018 heeft de secretaris van de Ondernemingskamer naar aanleiding van die correspondentie aan Wonen Zuid en [A] geschreven dat in de brief van 25 juli 2018 van [A] aan Wonen Zuid staat dat [A] heeft besloten geen verweer te voeren en haar functie van lid van de raad van toezicht (de Ondernemingskamer begrijpt: raad van commissarissen) te beëindigen per 1 november 2018. In dat licht heeft de secretaris van de Ondernemingskamer [A] verzocht om te laten weten of zij voornemens is om op de mondelinge behandeling van 20 september 2018 te verschijnen en, zo niet, Wonen Zuid verzocht om te laten weten of zij in dat geval een mondelinge behandeling zinvol acht.
1.4
Bij e-mail van 18 september 2018 heeft Wonen Zuid meegedeeld dat voor het geval [A] mocht berichten dat zij niet voornemens is ter zitting te verschijnen, Wonen Zuid een mondelinge behandeling van het verzoekschrift niet zinvol acht en in dat geval instemt met het afzien van een mondelinge behandeling van het verzoek, dat zij in elk geval handhaaft. Bij e-mail van 19 september 2018 heeft [A] meegedeeld dat zij niet op de mondelinge behandeling zal verschijnen.
1.5
Een mondelinge behandeling heeft niet plaatsgevonden.

2.De vaststaande feiten

2.1
Wonen Zuid is een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 19 van de Woningwet en beheert ruim 14.000 woningen in Midden- en Zuid-Limburg.
2.2
Met ingang van 1 november 2017 is [A] , op voordracht van de gezamenlijke ten behoeve van huurders van Wonen Zuid werkzame huurdersorganisaties benoemd tot lid van de raad van commissarissen van Wonen Zuid. Voorwaarde voor haar benoeming was dat [A] per die datum was teruggetreden als gemeenteraadslid van de gemeente Valkenburg aan de Geul; artikel 14 van de statuten van Wonen Zuid houdt in dat met het lidmaatschap van de raad van commissarissen onverenigbaar is het lidmaatschap van de gemeenteraad van een gemeente waar Wonen Zuid feitelijk werkzaam is. [A] heeft haar raadszetel in verband met haar benoeming opgegeven.
2.3
In het najaar van 2017 is onenigheid ontstaan tussen enerzijds [A] en anderzijds een lid van het bestuur van de huurdersorganisatie ‘Op ’t Zuiden’ en de door deze huurdersorganisatie aangestelde directeur. Als gevolg hiervan is een conflict met de huurdersorganisaties ontstaan. Pogingen tot bemiddeling van [B] , voorzitter van de raad van commissarissen, en een gesprek met betrokkenen onder leiding van een onafhankelijke gespreksleider hebben niet tot een oplossing geleid. Begin 2018 heeft [A] zich verkiesbaar gesteld voor een raadszetel in de raad van de gemeente Valkenburg aan de Geul bij de gemeenteraadsverkiezingen van 21 maart 2018. Een en ander is aanleiding geweest voor de overige leden van de raad commissarissen om het vertrouwen in [A] op te zeggen.
2.4
Bij e-mail van 14 mei 2018 is [A] uitgenodigd voor een vergadering van de raad van commissarissen op 22 mei 2018. Blijkens de agenda van die vergadering lagen besluiten voor tot schorsing van [A] als lid van de raad van commissarissen en tot het indienen van een verzoek tot haar ontslag bij de Ondernemingskamer. Bij brief van 22 mei 2018 heeft [A] meegedeeld verhinderd te zijn en niet zullen verschijnen. De besluitvorming is ter vergadering van 22 mei 2018 aangehouden. Bij brief van 25 mei 2018 is [A] uitgenodigd voor een nadere vergadering van de raad van commissarissen op 4 juni 2018. Bij brief van 31 mei 2018 heeft [A] meegedeeld niet ter vergadering van 4 juni 2018 te zullen verschijnen en schriftelijk haar standpunt ten aanzien van de voorliggende besluiten nader toegelicht.
2.5
Blijkens het verslag van de vergadering van de raad van commissarissen van 4 juni 2018 is de raad van commissarissen van oordeel dat als gevolg van de wijze waarop [A] is omgegaan met het conflict met de huurdersorganisaties, een vertrouwensconflict met de raad van commissarissen is ontstaan, waardoor zij niet meer adequaat als commissaris kan functioneren. De raad van commissarissen heeft vervolgens unaniem besloten [A] per 4 juni 2018 te schorsen en bij de Ondernemingskamer een verzoek in te dienen tot ontslag van [A] als lid van de raad van commissarissen van Wonen Zuid.

3.De gronden van de beslissing

3.1
Ingevolge artikel 33 lid 1 van de Woningwet is de Ondernemingskamer exclusief bevoegd een commissaris van een toegelaten instelling te ontslaan. De Ondernemingskamer gaat daartoe uitsluitend over op verzoek, wegens verwaarlozing van zijn taak, wegens andere gewichtige redenen of wegens ingrijpende wijziging van de omstandigheden op grond waarvan het aanblijven als commissaris redelijkerwijs niet van de toegelaten instelling kan worden verlangd.
3.2
De Ondernemingskamer stelt vast dat in het verzoekschrift is toegelicht dat en waarom tussen [A] en de overige leden van de raad van commissarissen een onherstelbare vertrouwensbreuk is ontstaan, die maakt dat [A] niet langer naar behoren kan functioneren als lid van de raad van commissarissen. [A] heeft dat niet bestreden, zodat ook de Ondernemingskamer daarvan uit gaat. Naar het oordeel van de Ondernemingskamer maakt reeds deze vertrouwensbreuk dat sprake is van gewichtige redenen op grond waarvan het aanblijven van [A] als commissaris redelijkerwijs niet van Wonen Zuid kan worden verlangd. De Ondernemingskamer wordt in dat oordeel nog gesterkt door de omstandigheid dat [A] blijkens haar brief van 25 juli 2018 ook zelf heeft besloten haar functie van lid van de raad van commissarissen te beëindigen.
3.3
De slotsom is dat het verzoek van Wonen Zuid zal worden toegewezen en dat [A] per heden zal worden ontslagen als commissaris van Wonen Zuid. De Ondernemingskamer ziet geen aanleiding een proceskostenveroordeling uit te spreken.

4.De beslissing

De Ondernemingskamer:
ontslaat [A] per heden als commissaris van Stichting Wonen Zuid;
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.C. Makkink, voorzitter, mr. M.M.M. Tillema, mr. A.W.H. Vink, raadsheren, en prof. dr. R.A.H. van der Meer RA en mr. drs. G. Boon RA, in tegenwoordigheid van mr. F.L.A. Straathof, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 21 september 2018.