Uitspraak
mr. J.M.H. van den Mosselaar, kantoorhoudende te Best,
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam op 21 september 2018 een beschikking gegeven inzake het verzoek van Stichting Wonen Zuid om [A] te ontslaan als lid van de raad van commissarissen. Het verzoek is ingediend op 3 juli 2018, naar aanleiding van een vertrouwensbreuk tussen [A] en de overige leden van de raad van commissarissen. De Ondernemingskamer heeft vastgesteld dat er een onherstelbare vertrouwensbreuk is ontstaan, waardoor [A] niet langer naar behoren kan functioneren. Dit werd niet bestreden door [A], die bovendien zelf had aangegeven haar functie te willen beëindigen per 1 november 2018. De Ondernemingskamer heeft geoordeeld dat het verzoek van Wonen Zuid toewijsbaar is op basis van artikel 33 lid 1 van de Woningwet, dat de Ondernemingskamer exclusief bevoegdheid geeft om een commissaris van een toegelaten instelling te ontslaan. De beslissing om [A] te ontslaan werd unaniem ondersteund door de raad van commissarissen, die eerder al had besloten tot schorsing van [A]. De Ondernemingskamer heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken en heeft het verzoek van Wonen Zuid toegewezen.