Uitspraak
[A],
[B],
[D],
[E],
[F],
[G],
mr. P.W.J. Coenen, kantoorhoudende te Den Haag, en
mrs. G.T.J. Hoffen
J.M.K.P. Cornegoor, beiden kantoorhoudende te Haarlem,
mrs. H.J. de Kluiver,
P.N. Ploegeren
J.L. van der Schrieck, kantoorhoudende te Amsterdam,
1.DE STAAT DER NEDERLANDEN,
mr. R.G.J. de Haan, kantoorhoudende te Amsterdam,
mrs. S. Perricken
I. Spinath, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
mrs. A.R.J. Croiset van Uchelenen
A.J.F. de Bruijn, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
[H],
[I],
mrs. K. Ruttenen
J.R. Hurenkamp, beiden kantoorhoudende te Utrecht,
7.[J] ,
mr. A.R. Oosthout, kantoorhoudende te Leiden.
1.Het verloop van het geding
2.De gronden van de beslissing
bad bank) en af te wijken van de onderzoeksopdracht door ten onrechte niet te abstraheren van de dwangpositie waarin de minister zich voorafgaand aan de nationalisatie van SNS c.s. bevond.
het tijdstip waarop SNS Reaal c.s. zich realiseerde dat SNS Bank zich genoodzaakt zag tot aflossing van de Participatie Certificaten na afloop van de termijn van 10 jaar na uitgifte daarvan, de consequentie van die aflossingsverplichting voor de kwalificatie van de Participatie Certificaten als Tier 1 kapitaal en de externe communicatie van SNS Reaal over een en ander. Het woord “kennelijk” in de genoemde passage in het deskundigenbericht duidt er reeds op dat de deskundigen naar de desbetreffende motieven geen (nader) onderzoek hebben gedaan, hetgeen strookt met het doel van het deskundigenbericht. De gewraakte passage bevat bovendien geen kwalificatie door de deskundigen van het besluit tot aflossing van de Participatiecertificaten.
de vraag waarom SNS Reaal in publicaties over de solvabiliteit van Reaal geen rekening heeft gehouden met de omstandigheid dat de vordering van SRLEV N.V. op SNS Bank was verpand aan SNS Bank tot zekerheid van de vordering van SNS Bank op Reaal”. De Staat verliest bij haar bezwaar op dit punt uit het oog dat de deskundigen hun opmerkingen over het saldocompensatiestelsel hebben gemaakt ter beantwoording van de vraag wat de impact van de saldocompensatieregeling zou zijn geweest in het CVC-scenario en het faillissementsscenario, vooral met het oog op de waardering van Reaal (deskundigenbericht pagina 130), welke vraag zij van belang achten voor de vraag of een potentiële koper zou behoeven te verwachten dat een extra kapitaalstorting noodzakelijk was (deskundigenbericht pagina 132). In de desbetreffende passages van het deskundigenonderzoek leest de Ondernemingskamer geen oordeel van de deskundigen over het door de Ondernemingskamer in de beschikking van 26 juli 2018 genoemde voorwerp van onderzoek. Evenmin blijkt dat de deskundigen daarnaar onderzoek hebben gedaan, hetgeen ook niet voor de hand zou hebben gelegen gelet op het doel van het deskundigenbericht.