ECLI:NL:GHAMS:2018:3523

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 oktober 2018
Publicatiedatum
3 oktober 2018
Zaaknummer
200.177.331/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake arbeidsongeschiktheid en polisvoorwaarden

In deze zaak, die een vervolg is op een tussenarrest van 21 maart 2017, gaat het om een hoger beroep van Achmea Schadeverzekeringen N.V. tegen een nog onbekende geïntimeerde. De procedure betreft de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van de geïntimeerde in de periode van 1 september 2012 tot 21 maart 2017, waarbij Achmea de mogelijkheid heeft gekregen om een nieuw rapport van de arbeidsdeskundige in te dienen. De geïntimeerde heeft in zijn antwoordakte een beroep gedaan op de Richtlijn 93/13 EEG, met als gevolg dat hij stelt dat bepaalde polisvoorwaarden buiten toepassing moeten worden gelaten. Het hof heeft besloten om een meervoudige comparitie van partijen te gelasten, waarbij nadere inlichtingen en overleg over deskundigen aan de orde zullen komen. De comparitie zal plaatsvinden in het Paleis van Justitie in Amsterdam, en partijen moeten hun verhinderingen opgeven. Het hof houdt verdere beslissingen aan tot de comparitie heeft plaatsgevonden.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.177.331/01
zaak- en rolnummer rechtbank Noord-Holland: C/14/154444/HA ZA 14-176
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 2 oktober 2018
inzake
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
appellante,
tevens incidenteel geïntimeerde,
advocaat: mr. A. Robustella te Ede,
tegen:
[geïntimeerde],
wonend te [woonplaats],
geïntimeerde,
tevens incidenteel appellant,
advocaat: mr. K.F.J. Machielsen te Utrecht.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna weer Achmea en [geïntimeerde] genoemd.
Voor het verloop van de procedure tot aan het tussenarrest van 21 maart 2017 wordt daarnaar verwezen.
Achmea heeft daarna een akte na tussenarrest, met producties, genomen, gevolgd door een antwoordakte na tussenarrest, met producties, van [geïntimeerde].
Vervolgens is weer arrest gevraagd.

2.Beoordeling

2.1.
In het tussenarrest van 21 maart 2017 is de zaak naar de rol verwijzen teneinde Achmea, gezien art. 6 lid 1 van de polisvoorwaarden, in de gelegenheid te stellen om een nieuw rapport van de arbeidsdeskundige betreffende de mate van arbeids-ongeschiktheid van [geïntimeerde] gedurende de periode van 1 september 2012 tot
21 maart 2017 in het geding te brengen.
2.2.
Achmea heeft bij haar akte onder meer een aanvullende rapportage arbeids-deskundig onderzoek d.d. 3 mei 2017 gevoegd. [geïntimeerde] heeft in zijn antwoordakte primair een beroep gedaan op art. 3 lid 1 van de Richtlijn 93/13 EEG met volgens hem als gevolg dat art. 6 lid 1 van de polisvoorwaarden buiten toepassing moet worden gelaten en subsidiair deze aanvullende rapportage (uitvoerig) gemotiveerd weersproken.
2.3.
Het hof gelast een meervoudige comparitie van partijen voor het verkrijgen van nadere inlichtingen, overleg over aantal en namen van eventueel door het hof te benoemen deskundigen (verzekeringsarts en arbeidsdeskundige) en de aan dezen te stellen vragen en het beproeven van een schikking. Op de comparitie zullen de conclusie van het Parket bij de Hoge Raad van 6 juli 2018, ECLI:NL:PHR:2018:788, en het binnen afzienbare tijd te verwachten arrest van de Hoge Raad in de desbetreffende zaak ter sprake worden gebracht.
2.4.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3.Beslissing

Het hof:
bepaalt dat partijen in persoon respectievelijk, voor zover partijen rechtspersoon zijn, vertegenwoordigd door iemand die van de zaak op de hoogte is en die bevoegd is (door schriftelijke machtiging of anderszins) tot het aangaan van een schikking, tezamen met hun raadslieden zullen verschijnen voor het hof waartoe een zitting zal worden gehouden in het Paleis van Justitie, IJdok 20 te Amsterdam, op een nader te bepalen dag (maandag of donderdag) en tijd, tot het hiervoor onder 2.3 omschreven doel;
bepaalt dat partijen binnen twee weken na heden op de rol hun verhinderingen op maandag en donderdag en die van hun advocaten voor de eerstkomende vier maanden kunnen opgeven, waarna het hof de dag en het tijdstip van de comparitie zal vaststellen, in welk geval behoudens klemmende redenen of overmacht geen uitstel van de comparitie meer zal worden verleend;
bepaalt dat partijen uiterlijk twee weken vóór de dag van de comparitie nog niet in het geding gebrachte bescheiden waarop zij een beroep zouden willen doen, in kopie over zullen leggen door toezending aan (de roladministratie van) het hof en de wederpartij;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten, J.F. Aalders en
J.W.M. Tromp en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op
2 oktober 2018.