In deze zaak gaat het om een vordering van Meersorgh Uitvaartzorg B.V. tegen [appellant] voor de betaling van kosten die verband houden met de crematie van de halfzus van [appellant]. De vordering betreft een bedrag van € 1.634,80, dat niet door [appellant] is betaald. De kantonrechter heeft in eerste aanleg geoordeeld dat er geen schriftelijke overeenkomst tussen partijen was, maar dat Meersorgh op basis van gesprekken met [appellant] gerechtvaardigd mocht vertrouwen op een overeenkomst van opdracht. [appellant] heeft in hoger beroep betwist dat er een overeenkomst tot stand is gekomen en stelt dat hij enkel een opdracht heeft gegeven aan [B] voor rituele werkzaamheden, zonder dat hij aansprakelijk is voor de kosten van Meersorgh. Het hof heeft de zaak in behandeling genomen en Meersorgh toegelaten tot bewijslevering over de stelling dat er een overeenkomst van opdracht is ontstaan. De beslissing over de vordering is aangehouden, en het hof heeft een datum vastgesteld voor de bewijslevering.