ECLI:NL:GHAMS:2018:3508
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2014
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, waarin de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (ib/pvv) ongegrond heeft verklaard. De aanslag, opgelegd door de inspecteur, was gebaseerd op een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 22.077 voor het jaar 2014. Belanghebbende was het niet eens met de wijze waarop de overheid belastinggeld besteedt en voerde grieven aan die niet ter beoordeling van de belastingrechter stonden. De rechtbank oordeelde dat deze grieven niet konden leiden tot vermindering of vernietiging van de aanslag.
Het Gerechtshof Amsterdam bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Het Hof oordeelde dat de grieven van belanghebbende niet gericht waren tegen de aanslag zelf, maar tegen de besteding van belastinggeld door de overheid. Dit was niet aan de belastingrechter voorgelegd. Het Hof ging verder in op de feiten van de zaak, waarbij het opmerkte dat de aanslag in overeenstemming was met de door belanghebbende gedane aangifte. Belanghebbende voerde ter zitting aan dat een maandelijkse uitkering ten onrechte was meegerekend in het belastbare inkomen, maar dit betoog werd niet voldoende onderbouwd. Het Hof concludeerde dat er geen aanleiding was voor vermindering of vernietiging van de aanslag en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.