In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Vereniging van Eigenaars (VvE) tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland. De VvE heeft een vordering ingesteld tegen Noordhollandsch Vastgoed Management B.V. (NVM) tot betaling van servicekosten en stookkosten. De kantonrechter had in een eerder vonnis geoordeeld dat de vordering van de VvE slechts gedeeltelijk gegrond was, en had een tegenvordering van NVM op verrekening gehonoreerd. De VvE is in hoger beroep gegaan, waarbij zij heeft geconcludeerd dat het hof het eerdere vonnis zal vernietigen en haar vordering alsnog volledig zal toewijzen.
De feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en zijn door het hof als uitgangspunt genomen. De VvE vorderde een bedrag van € 2.337,38, bestaande uit elf maandelijkse termijnen van € 196,53 en een bedrag van € 175,55 voor stookkosten. NVM voerde verweer en stelde dat de vordering onvoldoende onderbouwd was en dat er sprake was van verrekening met een eerder in rekening gebracht bedrag.
Het hof oordeelde dat de VvE voldoende bewijs had geleverd voor de maandelijkse bijdrage, maar dat de vordering voor de stookkosten niet voldoende was onderbouwd. Het hof heeft de vordering van de VvE tot een bedrag van € 579,33 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. De kosten van de procedure werden gecompenseerd, aangezien beide partijen deels in het ongelijk waren gesteld. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd en de vordering van de VvE gedeeltelijk toegewezen.