ECLI:NL:GHAMS:2018:3442

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 september 2018
Publicatiedatum
2 oktober 2018
Zaaknummer
200.210.143/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijkheid en verwijzing naar kamer voor kantonzaken

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep. De zaak betreft een incidentele vordering van Palatium Amstelodamum N.V. tegen Projectwise B.V. Palatium had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarin de rechtbank de incidentele vordering tot verwijzing naar de kamer voor kantonzaken had afgewezen. Palatium stelde dat de rechtbank onbevoegd was en dat de zaak verwezen diende te worden naar de kantonrechter op basis van artikel 71 lid 2 Rv. De rechtbank had echter geoordeeld dat er geen sprake was van een agentuurovereenkomst en zich bevoegd verklaard om van de vorderingen kennis te nemen. Het hof oordeelde dat Palatium niet-ontvankelijk was in het hoger beroep, omdat artikel 71 lid 5 Rv. bepaalt dat tegen het achterwege laten van verwijzing geen hogere voorziening openstaat. Het hof veroordeelde Palatium in de kosten van het hoger beroep, die zijn begroot op € 716,- voor verschotten en € 1.074,- voor salaris.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.210.143/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam: C/13/612155/HA ZA 16-717
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 11 september 2018
inzake
PALATIUM AMSTELODAMUM N.V.,
tevens h.o.d.n. NH BARBIZON PALACE,
gevestigd te Amsterdam,
appellante in het incident,
advocaat: mr. G.J. Boeve te Utrecht
,
tegen
PROJECTWISE B.V.,
tevens h.o.d.n. HOTELSOURCE EN HOTELLINEN,
gevestigd te Breda,
geïntimeerde in het incident,
advocaat: mr. J.A.J. Hooymayers te Breda.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna Palatium en Projectwise genoemd.
Palatium is bij dagvaarding van 15 februari 2017 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 30 november 2016, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen Projectwise als eiseres in conventie in de hoofdzaak/verweerster in reconventie in de hoofdzaak/verweerster in het incident en Palatium als gedaagde in conventie in de hoofdzaak/eiseres in reconventie in de hoofdzaak/eiseres in het incident.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Palatium heeft geconcludeerd dat het hof bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, het bestreden vonnis in het incident zal vernietigen en opnieuw rechtdoende zal oordelen dat de civiele kamer, niet zijnde de kamer voor kantonzaken, van de rechtbank onbevoegd is van de zaak in conventie en in reconventie kennis te nemen en daarover te oordelen en zal bepalen dat de zaak op de voet van artikel 71 lid 2 Rv. zal worden verwezen, althans door deze civiele kamer dient te worden verwezen, naar de kamer voor kantonzaken van de rechtbank, met veroordeling van Projectwise in de kosten van het hoger beroep en in de kosten van het incident (te vermeerderen met wettelijke rente).
Projectwise heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met veroordeling van Palatium in de kosten van het hoger beroep.
Beide partijen hebben bewijs aangeboden.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid

2.1.
Palatium heeft in eerste aanleg in het incident gevorderd dat de rechtbank zich onbevoegd verklaarde van de zaak in conventie en in reconventie kennis te nemen en de zaak op de voet van artikel 71 lid 2 Rv. verwees naar de kamer voor kantonzaken. Zij stelde daartoe dat de reconventionele vordering haar grondslag vond in een agentuurovereenkomst en dat de kantonrechter op grond van artikel 93 onder c in verbinding met artikel 94 lid 3 en lid 2 Rv. bevoegd was omdat de samenhang van de verschillende vorderingen (in conventie en in reconventie) zich tegen afzonderlijke behandeling daarvan verzette.
2.2.
De rechtbank heeft in het incident overwogen Projectwise te volgen in haar standpunt dat in het onderhavige geval geen sprake was van een agentuurovereenkomst en zich daarom bevoegd te achten van de vorderingen in de hoofdzaak kennis te nemen. De rechtbank heeft de vordering in het incident afgewezen en Palatium veroordeeld in de kosten van het incident. In de hoofdzaak heeft zij de zaak verwezen naar de rol voor conclusie van antwoord in reconventie en heeft zij een comparitie van partijen bevolen.
2.3.
Bij faxbrief van 13 februari 2017 heeft de rechtbank hoger beroep van het vonnis in het incident van 30 november 2016 toegestaan.
2.4.
In artikel 71 lid 5 Rv. is bepaald, voor zover hier van belang, dat tegen het achterwege laten van verwijzing geen hogere voorziening open staat. Dit betekent dat Palatium niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het door haar ingestelde hoger beroep. Palatium zal worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

3.Beslissing

Het hof:
verklaart Palatium niet-ontvankelijk in het door haar ingestelde hoger beroep;
veroordeelt Palatium in de kosten van het hoger beroep en begroot deze tot aan deze uitspraak aan de zijde van Projectwise op € 716,- wegens verschotten en € 1.074,-wegens salaris.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.J.F. Thiessen, J.M. de Jongh en M.J.J. de Bontridder en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 11 september 2018.