ECLI:NL:GHAMS:2018:3410

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 september 2018
Publicatiedatum
28 september 2018
Zaaknummer
200.225.377/01 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar beleid en gang van zaken van Museum Hotel B.V. en schorsing bestuurder

In deze beschikking van de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam, gedateerd 26 september 2018, wordt een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van de besloten vennootschap Museum Hotel B.V. over de periode van 1 april 2007 tot en met 31 maart 2018. Verzoekster, aangeduid als [A], heeft het verzoek ingediend met de stelling dat er gegronde redenen zijn voor twijfel aan een juist beleid en gang van zaken binnen de vennootschap. De Ondernemingskamer heeft vastgesteld dat er aanwijzingen zijn dat de bestuurder [C] zich niet heeft gehouden aan de vennootschapsregels en dat hij aanzienlijke bedragen ten laste van Museum Hotel heeft gebracht zonder dat dit in het belang van de vennootschap was. Dit heeft geleid tot een dreigend liquiditeitstekort.

De Ondernemingskamer heeft besloten om [C] te schorsen als bestuurder en een nieuwe bestuurder aan te wijzen die zelfstandig bevoegd is om de vennootschap te vertegenwoordigen. Tevens is bepaald dat de aandelen van [B] met uitzondering van één aandeel ten titel van beheer aan een door de Ondernemingskamer aan te wijzen persoon worden overgedragen. De kosten van het onderzoek en de benoeming van de nieuwe bestuurder komen ten laste van Museum Hotel B.V. De Ondernemingskamer heeft ook de kosten van het geding voor [C] en [B] toegewezen aan verzoekster [A].

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.225.377/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 26 september 2018
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A]
gevestigd te [....] ,
VERZOEKSTER,
advocaten:
mr. D.H.J. Hooremanen
mr. B.S. Friedberg, kantoorhoudende te Amsterdam,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MUSEUM HOTEL B.V.
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER,
niet verschenen,
e n t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[B]
gevestigd te [....] ,
2.
[C],
wonende te [....] ,
BELANGHEBBENDEN,
advocaat:
mr. G.T.J. Hoff, kantoorhoudende te Haarlem.

1.Het verloop van het geding

1.1
Verzoekster, verweerster en belanghebbenden worden hierna respectievelijk aangeduid met [A] , Museum Hotel of de vennootschap, [B] en [C] . Belanghebbenden worden gezamenlijk aangeduid met [C] c.s.
1.2
[A] heeft bij op 13 oktober 2017 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verzoekschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van Museum Hotel over de periode vanaf 1 april 2007 tot en met oktober 2017. Daarbij heeft zij tevens verzocht – zakelijk weergegeven en naar de Ondernemingskamer begrijpt – bij wijze van onmiddellijke voorzieningen voor de duur van het geding [C] te schorsen als bestuurder van Museum Hotel en een derde persoon te benoemen tot bestuurder van Museum Hotel, de aandelen van [B] in het kapitaal van Museum Hotel over te dragen aan een door de Ondernemingskamer te benoemen beheerder van aandelen, alsmede om [B] te veroordelen in de kosten van het geding.
1.3
Op 27 oktober 2017 is de behandeling van de zaak pro forma aangehouden voor zes maanden.
1.4
Bij op 7 maart 2018 ingekomen aanvullend verzoekschrift met producties heeft [A] haar verzoek gewijzigd in die zin dat zij de Ondernemingskamer thans verzoekt een onderzoek te bevelen over de periode van 1 april 2007 tot en met 7 maart 2018 en voorts bij wijze van onmiddellijke voorzieningen [C] te schorsen als bestuurder van Museum Hotel en de aandelen van [B] in het kapitaal van Museum Hotel over te dragen aan een door de Ondernemingskamer te benoemen beheerder van aandelen. Ten slotte heeft zij verzocht [B] en [C] (de Ondernemingskamer begrijpt:) hoofdelijk te veroordelen in de kosten van het geding.
1.5
[B] c.s. hebben bij op 15 mei 2018 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verweerschrift met productie de Ondernemingskamer verzocht [A] niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek althans het verzoek af te wijzen en [A] te veroordelen in de kosten van het geding.
1.6
Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 31 mei 2018. Bij die gelegenheid hebben de advocaten de standpunten van de onderscheiden partijen toegelicht aan de hand van – aan de Ondernemingskamer en de wederpartij overgelegde – aantekeningen en onder overlegging van op voorhand aan de Ondernemingskamer en de wederpartij gezonden nadere producties. Partijen en hun advocaten hebben vragen van de Ondernemingskamer beantwoord en inlichtingen verstrekt.

2.De feiten

De Ondernemingskamer gaat uit van de volgende feiten:
2.1
Museum Hotel is opgericht op 24 maart 2005. Zij drijft een onderneming die zich bezig houdt met verhuur van onroerend goed. De aandelen in Museum Hotel worden gehouden door [B] (2/3 deel) en [A] (1/3 deel). De broers [C] en [G] zijn ieder enig bestuurder van de respectieve holdings, waarvan de aandelen op hun beurt worden gehouden door [D] respectievelijk [E] . [C] en [G] zijn ieder enig bestuurder van de respectieve stichtingen en houden ieder alle certificaten van de aandelen in de respectieve holdings. Vanaf haar oprichting is [C] bestuurder van Museum Hotel, aanvankelijk via zijn holdingvennootschap en naast medebestuurder [F] In de periode van 10 april 2007 tot 14 november 2017, de datum waarop [G] tot het bestuur toetrad (zie hierna onder 2.15) was hij enig bestuurder. Museum Hotel heeft geen werknemers.
2.2
De statuten van de vennootschap bepalen, voor zover van belang, dat het salaris en de overige arbeidsvoorwaarden voor de directeur worden vastgesteld door de algemene vergadering van aandeelhouders (artikel 16 lid 4), alsmede dat jaarlijks een algemene vergadering van aandeelhouders wordt gehouden waarop in ieder geval de vaststelling van de jaarrekening wordt behandeld (artikel 24 lid 2).
2.3
Naast hun deelneming in Museum Hotel nemen [G] en [C] gezamenlijk (middellijk) deel in een aantal andere vennootschappen, waarin voornamelijk horeca-activiteiten worden ondernomen. Hun onderlinge samenwerking kenmerkt zich door een zekere rolverdeling die erop neer komt dat [C] vooral de zakelijke/financiële activiteiten verricht en [G] vooral de dagelijkse/operationele activiteiten. De administratie van de vennootschappen laten zij verzorgen door [I] van Administratiekantoor [I] (hierna: [I] ).
2.4
In de periode 2005-2008 heeft Museum Hotel de eigendom verworven van de onroerende zaken gelegen aan de Stadhouderskade 34 en 35 en de P.C. Hooftstraat 2, 8, 12 en 14 te Amsterdam. Deze onroerende zaken worden door Museum Hotel als één geheel verhuurd voor de exploitatie van Apollo Museumhotel Amsterdam City Centre. Naast dit hotelgebouw had Museum Hotel ook deelnemingen in Luxury Hotel Developments B.V. en Ibiza Finca Hotel en Resort SL.
2.5
In 2007 heeft [C] tegen betaling van een koopsom van € 1.750.000 de eigendom verworven van een perceel met woonbestemming gelegen aan de Baambrugse Zuwe 141D te Vinkeveen.
2.6
Op 4 maart 2016 is de jaarrekening 2014 van Museum Hotel gedeponeerd bij het handelsregister, met vermelding dat deze is vastgesteld op 4 maart 2016.
2.7
De totale verkoopwaarde van de onroerende zaken (het hotelgebouw) aan de Stadhouderskade/P.C. Hooftstraat te Amsterdam is op 18 april 2016 door Colliers International Valuations B.V. getaxeerd op € 42.180.000, uitgaande van verhuurde staat.
2.8
Museum Hotel heeft op 15 november 2016, gelijk met haar medeaandeelhouders, haar 50%-belang in Luxury Hotel Developments B.V. aan een derde overgedragen tegen een koopsom van in totaal € 25.000.000. De helft van dit bedrag kwam toe aan Museum Hotel.
2.9
Op 17 maart 2017 is de jaarrekening 2015 van Museum Hotel gedeponeerd bij het handelsregister, met vermelding dat deze is vastgesteld op 17 maart 2017.
2.1
Museum Hotel heeft op 15 mei en 3 juli 2017 interim dividenduitkeringen gedaan van respectievelijk € 2.000.000 aan [B] en € 1.000.000 aan [A] . Op 7 en 14 augustus 2017 zijn nog eens interim dividenduitkeringen gedaan voor dezelfde bedragen.
2.11
In juli 2017 heeft [A] opdracht gegeven aan HP Advanced Consultancy B.V. om de administratie van Museum Hotel over de periode 2014-2016 te onderzoeken en de financiële posities van (de vennootschappen van) [B] en [G] in kaart te brengen. De onderzoeksperiode is daarna verlengd tot 1 september 2017.
2.12
Begin september 2017 heeft [H] (hierna: [H] ) namens HP Advanced Consultancy B.V. zijn bevindingen van het onderzoek gerapporteerd aan [A] . [A] heeft bij brief van haar advocaat van 14 september 2017 Museum Hotel, ter attentie van [C] , verzocht maatregelen te nemen ter incasso van een gecorrigeerde rekening-courantvordering op [B] van € 11.379.642. [A] heeft in dat verband verwezen naar het onderzoek van [H] waarin onder meer staat dat door [C] ten onrechte bedragen zijn onttrokken aan Museum Hotel en kosten bij Museum Hotel in rekening zijn gebracht en dat er managementfees zijn toegekend zonder dat daaraan een overeenkomst of een besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders ten grondslag is gelegd. In de brief is voorts verzocht een algemene vergadering van aandeelhouders uit te schrijven ter vervanging van [C] in het bestuur van Museum Hotel. In de brief wordt aangekondigd dat, mocht aan dit een en ander niet worden voldaan, [A] dan een verzoek zal indienen tot het gelasten van een enquête en het treffen van onmiddellijke voorzieningen.
2.13
Op 18 september 2017 is Museum Hotel, naast Rowa B.V. (toen een vennootschap van [A] , thans een dochtervennootschap van Museum Hotel, zie hierna onder 2.14 sub 2) en [C] en [G] en hun holdingvennootschappen, door de vennootschap Dunwick Holdings Corp. gedagvaard voor de rechtbank Amsterdam tot betaling van (in hoofdsom) € 4.760.000, zijnde het saldo van een aan Museum Hotel verstrekte geldlening voor – kort gezegd – de aankoop door Rowa B.V. van een onroerende zaak gelegen aan Damrak 36 te Amsterdam, waarin Rowa B.V. thans een restaurant exploiteert. De rechten uit de betreffende overeenkomst van geldlening zijn door Zosta Beheer B.V., eigenaar van de onroerende zaak, overgedragen aan de aan haar gelieerde Dunwick Holdings Corp. Museum Hotel en de andere gedaagden verweren zich in deze procedure tegen de ingestelde vordering.
2.14
Op 14 november 2017 hebben (de holdingvennootschappen van) [C] en [G] een overeenkomst gesloten genaamd “overeenkomst op hoofdlijnen, strekkende tot oplossing van het Geschil (de Roadmap)” (hierna: de Roadmap). Partijen hebben daarbij afgesproken dat zij zich te goeder trouw en maximaal zullen inspannen ten einde de uitwerking van de Roadmap zo spoedig mogelijk (voor het einde van het jaar) te realiseren ter beslechting van het Geschil. In de Roadmap staat onder meer het volgende.
1. [C] en [G] erkennen dat zij voor 2/3 respectievelijk voor 1/3 deel gerechtigd zijn tot al hetgeen de vennootschappen waarin zij (indirect) deelnemen hebben gerealiseerd.
2. [A] zal de door haar gehouden (alle) aandelen in Rowa B.V. overdragen aan Museum Hotel, waarmee ook ten aanzien van die vennootschap wordt voldaan aan de onder 1 vermelde verdeling.
3. [B] en [G] zullen gezamenlijk het bestuur vormen van Museum Hotel en Rowa B.V. Zij zijn bevoegd Museum Hotel zelfstandig te vertegenwoordigen bij rechtshandelingen die een waarde vertegenwoordigen van ten hoogste € 30.000; ten aanzien van rechtshandelingen die dat bedrag in waarde te boven gaan, zijn zij uitsluitend gezamenlijk bevoegd. Indien en voor zover stemmen in het bestuur staken, zal het eventuele geschil worden voorgelegd aan een deskundige die een bindend advies uitbrengt.
4. Indien en voor zover de financiële situatie van de ondernemingen zulks toestaat, ontvangen [B] en [A] een maandelijkse vergoeding (in de vorm van management fee of dividend) van respectievelijk € 50.000 en € 25.000.
5. De rekening-courantverhoudingen tussen [B] en [A] en tussen hen en de verschillende vennootschappen dienen zo spoedig mogelijk in kaart te worden gebracht. Zodra deze verhoudingen duidelijk zijn, zullen [B] , [A] en hun adviseurs gezamenlijk een plan maken om eventuele rekening-courantstanden zo veel mogelijk te vereffenen. Indien na afwikkeling van aanspraken over en weer een schuld van [B] aan [A] resteert, zal [B] deze schuld aflossen met € 400.000 per jaar, zo veel als mogelijk uit dividendinkomsten. Nadat de hoogte van een eventuele schuld van [B] aan [A] is vastgesteld, zal [B] passende zakelijke zekerheid bieden voor de voldoening daarvan.
6. [B] (dan wel zijn holding) “
neemt Vinkeveen[Ondernemingskamer: de onroerende zaak gelegen aan de Baambrugse Zuwe 141D te Vinkeveen]
over tegen kostprijs, waaronder wordt verstaan de door Museum Hotel ten behoeve van Vinkeveen betaalde kosten (verwerving en bouw).”
7. Bank Hapoalim (hierna: BHI) heeft zich bereid verklaard om Museum Hotel financiering te verstrekken voor voldoening aan Dunwick Holdings Corp. van de koopsom/geldlening in relatie tot de onroerende zaak Damrak 36 te Amsterdam. Terstond na ontvangst van de door BHI op te stellen financieringsdocumentatie zal [B] deze aan [G] ter hand stellen ter beoordeling. Museum Hotel zal Damrak 36 te Amsterdam aan Rowa B.V. verhuren met het oog op voldoening door Museum Hotel aan BHI van rente en aflossing.
In de Roadmap staat voorts dat [G] de enquêteprocedure na ondertekening zal intrekken.
2.15
Eveneens op 14 november 2017, heeft [A] alle aandelen in Rowa B.V. overgedragen aan Museum Hotel en zijn [G] en [C] toegetreden tot de besturen van respectievelijk Museum Hotel en Rowa B.V.
2.16
Op 6 januari 2018 heeft [H] – in opdracht van [G] – een rapport van bevindingen uitgebracht. In dit rapport meldt [H] onder meer dat als gevolg van de opnamen in rekening-courant (in combinatie met de voorgestelde correcties) door met name [B] in Museum Hotel de liquide middelen in de onderzoeksperiode sterk in omvang zijn afgenomen, terwijl er, rekening houdend met de banksaldi van een aantal jaren geleden en de bedrijfsresultaten uit Museum Hotel sprake zou moeten zijn van een riante kaspositie. Die kaspositie van bij benadering € 9.650.000 per 31 december 2016 is per heden afgenomen naar nagenoeg nihil. Het is niet ondenkbaar dat Museum Hotel op korte termijn in liquiditeitsproblemen zal komen, aldus [H] .
2.17
[A] heeft bij e-mail van haar advocaat van 7 februari 2018 aan de advocaat van [B] laten weten overleg over nadere invulling van de in de Roadmap gemaakte afspraken te staken indien [B] niet binnen één week na 7 februari 2018 heeft voldaan aan – zakelijk weergegeven – de volgende voorwaarden: (i) het ten gunste van Museum Hotel/ [A] vestigen van een pandrecht op haar aandelen in Museum Hotel, (ii) het presenteren van een concreet en onderbouwd plan voor de verkoop van het perceel aan de Baambrugse Zuwe te Vinkeveen ter inlossing van de schuld aan Museum Hotel, (iii) het geven van opdracht aan zijn advocaat om zich tijdens een bespreking met BHI over de financieringsaanvraag te laten vergezellen door één van de advocaten van [A] , en (iv) het verstrekken van een concreet plan ter aflossing van de schulden aan onder meer Museum Hotel.
2.18
In reactie daarop hebben [B] c.s. bij e-mail van hun advocaat van 14 februari 2018 onder meer de inhoud van de rapportage van [H] van 6 januari 2018 (gedeeltelijk) betwist en opgeroepen om de in de Roadmap gemaakte afspraken na te komen. Aan de door [A] gestelde voorwaarden hebben zij niet voldaan.

3.De gronden van de beslissing

3.1
[A] heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat er gegronde redenen zijn voor twijfel aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van Museum Hotel en dat gelet op de toestand van de vennootschap onmiddellijke voorzieningen dienen te worden getroffen. Ter toelichting heeft [A] – zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd:
A. Al jaren gebruikt [C] Museum Hotel als zijn privé-bank. Voor miljoenen euro’s heeft hij aan het vermogen van Museum Hotel onttrokken, met uitholling van dat vermogen en een dreigend liquiditeitstekort tot gevolg. De uitgaven en onttrekkingen waren zodanig in de administratie van Museum Hotel verwerkt dat deze geldstromen voor [A] niet inzichtelijk waren. In zijn rapport van begin september 2017 heeft [H] te kennen gegeven dat op de geboekte rekening-courantschuld van [B] aan Museum Hotel van € 2.539.791 per medio augustus 2017 ten laste van [B] correcties moeten worden opgenomen tot een totaalbedrag van € 8.839.833. Onderzoek heeft uitgewezen dat [C] de “economische eigendom” van het door hem in 2007 voor € 1.750.000 gekochte perceel in Vinkeveen in Museum Hotel heeft “ingebracht” tegen voldoening door Museum Hotel van € 3.000.000, met het enkele doel om zijn aanzienlijke schuld aan Museum Hotel (gedeeltelijk) te in te lossen. Een schriftelijke overeenkomst en een waardebepaling aangaande deze transactie ontbreken en de voorwaarden zijn ook anderszins niet kenbaar voor [C] . Vanaf het moment van de “inbreng” heeft [C] alle met het perceel samenhangende kosten, waaronder financieringslasten, afschrijvingskosten en kosten voor bouw van een woning, voor rekening van Museum Hotel gebracht. In relatie tot het perceel in Vinkeveen heeft hij in totaal ten minste € 6.839.031 ten laste van Museum Hotel gebracht, zonder dat Museum Hotel daardoor op enigerlei wijze is gebaat. Dit bedrag loopt mogelijk nog op omdat Museum Hotel nog altijd bouwkosten van de woning voldoet. Bij al deze handelingen had [C] een persoonlijk belang strijdig met het belang van Museum Hotel terwijl daarbij de voor tegenstrijdig belang geldende wettelijke voorschriften niet in acht zijn genomen. Zo is [A] in het geheel niet betrokken in die besluitvorming.
Ook aan andere vennootschappelijke regels heeft [C] zich als bestuurder van Museum Hotel niets gelegen laten liggen. Zo zijn de niet vastgestelde jaarrekeningen 2014 en 2015 gedeponeerd met vermelding dat deze zijn vastgesteld en zijn in strijd met artikel 16 lid 4 van de statuten in de jaren 2015, 2016 en 2017
management feesvoldaan aan [C] zonder een daaraan ten grondslag liggend aandeelhoudersbesluit.
Meerdere malen is sprake geweest van gebrekkige informatieverstrekking aan minderheidsaandeelhouder [A] . Museum Hotel heeft haar belang in Luxury Hotel Developments B.V. verkocht en geleverd zonder [G] als mede aandeelhouder daarover vooraf te informeren, terwijl zulks wel was toegezegd. Achteraf is gebleken dat ten tijde van deze toezegging de koopovereenkomst bovendien reeds was gesloten en [G] daarover bewust onjuist was geïnformeerd om hem buiten spel te houden. Verder is [G] in de zomer van 2017 onjuist geïnformeerd over de status van de financieringsaanvraag bij BHI. [C] heeft toen meerdere malen verklaard dat BHI de financiering al had toegezegd, terwijl is gebleken dat dat niet het geval was. Op basis van deze onjuiste informatie heeft [G] (onder voorbehoud van rechten) ingestemd met een dividenduitkering die achteraf gezien, gelet op de huidige financieel precaire situatie van Museum Hotel, niet plaats had behoren te vinden.
[C] handelt in strijd met het beginsel van collegiaal bestuur door zijn medebestuurder [G] af te houden van het verrichten van zijn bestuurstaak. [C] weigerde mee te werken aan het aan [G] verschaffen van toegang tot de bankrekeningen van Museum Hotel. Ook is [G] nagenoeg niet betrokken bij of gekend in de onderhandelingen met BHI over het verstrekken van de voor Museum Hotel zeer belangrijke financiering waarmee ten minste € 22 miljoen is gemoeid.
De verhoudingen binnen het bestuur en de algemene vergadering van aandeelhouders van Museum Hotel zijn zodanig verstoord dat deze organen in de huidige samenstelling niet langer functioneren.
3.2
[B] c.s. hebben aangevoerd dat [A] niet-ontvankelijk is in haar verzoek nu zij zich in de Roadmap heeft verbonden om het enquêteverzoek in te trekken na ondertekening van de Roadmap. De Ondernemingskamer volgt [B] c.s. niet in deze stelling. Het enquêteverzoek is niet ingetrokken en ligt ter beoordeling voor. Dat [A] zich niet heeft gehouden aan een beding in de Roadmap, doet geen afbreuk aan de wettelijke enquêtebevoegdheid van [A] . Voorts hebben [B] c.s. naar voren gebracht dat, gezien de in de Roadmap gemaakte afspraken, sprake is van een hoofdzakelijk vermogensrechtelijk geschil, waarbij de doeleinden van een enquêteprocedure niet (wezenlijk) verwezenlijkt kunnen worden, hetgeen aan toewijzing van het enquêteverzoek in de weg behoort te staan. De Ondernemingskamer is van oordeel dat ook dit verweer niet opgaat nu, zoals [B] c.s. overigens erkennen, door [G] ook vennootschappelijke aangelegenheden aan de orde zijn gesteld, waaronder de bezwaren die betrekking hebben op (statutaire) voorschriften aangaande het houden van algemene vergaderingen van aandeelhouders en het informeren van de minderheidsaandeelhouder, de vaststelling van jaarrekeningen en de vaststelling van het bestuurderssalaris.
3.3
[B] c.s. hebben voorts aangevoerd dat de in de Roadmap gemaakte afspraken met zich brengen dat Museum Hotel en de daarbij direct betrokkenen zodanige maatregelen hebben getroffen dat aan de door [A] opgeworpen bezwaren tegemoet is gekomen. Dit leidt volgens hen tot niet ontvankelijkheid van [A] in haar verzoek dan wel tot afwijzing van dat verzoek omdat in redelijkheid geen gegronde redenen meer bestaan om aan een juist beleid of gang van zaken van Museum Hotel te twijfelen. Het komt er nu op aan verdere uitvoering te geven aan deze afspraken. Het verzoek c.q. de sommatie van 7 februari 2018 (2.17) is gelet op (het tijdspad van) de in de Roadmap gemaakte werkafspraken prematuur. Voor de beoordeling van dit verweer verwijst de Ondernemingskamer naar 3.11 hierna.
3.4
De Ondernemingskamer overweegt voorts als volgt.
3.5
Voldoende aannemelijk is dat [B] privébestedingen, onder andere ten behoeve van de woning in Vinkeveen ten laste van Museum Hotel heeft gebracht. De desbetreffende geldstromen en de (rekening-courant) posities zijn onvoldoende inzichtelijk. Met betrekking tot de “inbreng” van de woning in Vinkeveen ontbreken een schriftelijke overeenkomst en een waardebepaling. [A] heeft terecht betoogd dat [B] bij al deze handelingen een persoonlijk belang had dat strijdig is met het belang van Museum Hotel, terwijl hij daarbij de voor tegenstrijdig belang geldende voorschriften niet in acht heeft genomen. Jegens minderheidsaandeelhouder [A] is geen openheid van zaken betracht ten aanzien van deze bestedingen, laat staan dat zij in de besluitvorming is betrokken die daaraan ten grondslag heeft gelegen. Dat het eigen vermogen en de liquiditeitspositie van Museum Hotel in verband met het voorgaande nagenoeg zijn uitgehold, is door [A] eveneens voldoende aannemelijk gemaakt. De nijpende liquiditeitspositie van Museum Hotel is te meer problematisch nu zij inmiddels is betrokken in een gerechtelijke procedure waarin zij mogelijk veroordeeld wordt tot betaling van (in hoofdsom) € 4.760.000 (zie 2.13) en zij voor de voldoening daarvan niet over voldoende liquide middelen beschikt.
3.6
Voorts stelt de Ondernemingskamer vast dat, zoals [B] c.s. ter zitting hebben bevestigd, de jaarrekeningen 2014 en 2015 van Museum Hotel niet formeel zijn vastgesteld, terwijl de gedeponeerde jaarrekeningen wel melding maken van vaststelling. Daarnaast is de informatievoorziening aan minderheidsaandeelhouder [A] niet steeds adequaat geweest (zie ook 3.5 hiervoor). In dat verband valt er ook op te wijzen dat [A] , hoewel dit was toegezegd door [C] , niet vooraf is gekend in het besluit tot verkoop van de door Museum Hotel gehouden aandelen in Luxury Hotel Developments B.V. Zijn verklaring ter zitting dat hij [G] bewust onjuist heeft geïnformeerd over de status van de verkoop, die toen al rond was, omdat hij vreesde dat [G] hem daarbij voor de voeten zou gaan lopen volstaat in dat verband niet. Verder heeft [A] onweersproken aangevoerd dat in strijd met de statuten (zie 2.2) het bestuurderssalaris van [C] niet door de algemene vergadering van aandeelhouders is vastgesteld en niet jaarlijks een aandeelhoudersvergadering werd gehouden. Ook toen de verhouding tussen de beide aandeelhouders bekoeld was geraakt zijn de statutaire verplichtingen op die punten niet nagekomen.
3.7
Weliswaar wordt op de door [A] aangevoerde bezwaren deels ingegaan in de Roadmap – waarin onder meer afspraken staan over het in kaart brengen van de diverse geldstromen en de (rekening-courant)posities, de terugbetaling van onttrokken gelden, betaling van management fee en de benoeming van [G] in het bestuur van Museum Hotel (zie 2.15) – maar uitvoering van de daarin vastgelegde afspraken, waar er ook van die afspraken zij, stokt en er is geen concreet zicht op daadwerkelijke nakoming ervan. De periode waarin de situatie binnen de vennootschap niet op orde is, duurt inmiddels enkele jaren.
3.8
Bovendien is ter zitting gebleken dat [B] ook na de totstandkoming van de Roadmap nog altijd de kosten voor de bouw van de woning op het perceel in Vinkeveen, ten laste heeft gebracht van Museum Hotel. Dit bezwaar wordt, anders dan [B] ter zitting naar voren heeft gebracht, niet ondervangen indien de onttrokken bedragen onmiddellijk worden teruggeboekt, zoals volgens [B] is gebeurd.
3.9
Daar komt nog bij dat [G] weliswaar in navolging van het bepaalde in de Roadmap is benoemd tot medebestuurder van Museum Hotel, maar niet in staat wordt gesteld deze functie naar behoren te vervullen. [B] weigert hem te voorzien van de voor internetbankieren benodigde inloggegevens van de door Museum Hotel bij ING Bank aangehouden betaalrekening omdat daarmee naar zijn zeggen ook toegang kan worden verkregen tot de bij ING Bank aangehouden privérekening van [B] , maar hij voorziet [G] evenmin periodiek op een andere wijze van rekeningafschriften. Ook werd [G] , ondanks de door hem uitdrukkelijk geuite wens daartoe, onvoldoende betrokken bij en geïnformeerd over gesprekken die werden gevoerd met BHI over de voor Museum Hotel essentiële en substantiële financiering voor de eventueel toe te wijzen vordering ter zake van de geldlening in verband met de koopsom van de onroerende zaak gelegen aan Damrak 36 te Amsterdam.
3.1
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat er gegronde redenen zijn voor twijfel aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van Museum Hotel. De Ondernemingskamer zal een onderzoek gelasten naar het beleid en de gang van zaken van Museum Hotel vanaf 1 april 2007 tot en met 31 maart 2018.
3.11
Uit het voorgaande volgt ook dat het onder 3.3 opgenomen verweer van [B] c.s. wordt verworpen.
3.12
De Ondernemingskamer is van oordeel dat de toestand van Museum Hotel, zoals die blijkt uit de voorgaande overwegingen noopt tot het treffen van onmiddellijke voorzieningen. De Ondernemingskamer onderschrijft het standpunt van [A] dat de verhouding tussen [C] en [G] dusdanig is verstoord dat het bestuur van Museum Hotel niet meer naar behoren kan functioneren. Zij zal [C] schorsen als bestuurder van Museum Hotel en een nader bekend te maken persoon benoemen tot bestuurder met doorslaggevende stem, die als enige bevoegd is om de vennootschap zelfstandig te vertegenwoordigen. Gedurende de schorsing komt aan [C] geen managementfee toe; de bestuurder zal zich bij de uitoefening van zijn bestuurstaak bij Museum Hotel naar eigen inzicht kunnen doen bijstaan door [C] op door de bestuurder te bepalen, nader te stellen voorwaarden. De te benoemen bestuurder mag het bovendien tot zijn taak rekenen een minnelijke regeling tussen partijen te beproeven.
3.13
De Ondernemingskamer ziet tevens aanleiding om met het oog op een correcte besluitvorming in de algemene vergadering van aandeelhouders, (onder meer met betrekking tot de vaststelling van jaarrekeningen) de aandelen van [B] , met uitzondering van één aandeel, ten titel van beheer aan een door haar te benoemen beheerder over te dragen. Voor het treffen van andere onmiddellijke voorzieningen ziet de Ondernemingskamer vooralsnog geen aanleiding.
3.14
De Ondernemingskamer zal de kosten van het onderzoek en de te benoemen bestuurder en beheerder ten laste brengen van Museum Hotel.
3.15
De Ondernemingskamer zal [B] c.s., als de overwegend in het ongelijk gestelde partijen, veroordelen in de kosten van het geding.

4.De beslissing

De Ondernemingskamer:
beveelt een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Museum Hotel B.V. over de periode vanaf 1 april 2017 tot en met 31 maart 2018;
benoemt een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon teneinde het onderzoek te verrichten;
stelt het bedrag dat het onderzoek ten hoogste mag kosten vast op € 60.000, de verschuldigde omzetbelasting daarin niet begrepen;
bepaalt dat de kosten van het onderzoek ten laste komen van Museum Hotel B.V. en dat zij voor de betaling daarvan ten genoegen van de onderzoeker voor de aanvang van diens werkzaamheden zekerheid dient te stellen;
benoemt mr. A.J. Wolfs tot raadsheer-commissaris, zoals bedoeld in artikel 2:350 lid 4 BW;
schorst bij wijze van onmiddellijke voorziening en voor de duur van het geding [C] als bestuurder van Museum Hotel en bepaalt dat aan [C] gedurende de schorsing geen management fee toekomt;
benoemt bij wijze van onmiddellijke voorziening met onmiddellijke ingang en vooralsnog voor de duur van het geding – voor zover nodig in afwijking van de statuten – een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon tot bestuurder van Museum Hotel B.V. met doorslaggevende stem en bepaalt dat deze bestuurder zelfstandig bevoegd is Museum Hotel B.V. te vertegenwoordigen en dat zonder deze bestuurder Museum Hotel B.V. niet vertegenwoordigd kan worden;
bepaalt bij wijze van onmiddellijke voorziening met onmiddellijke ingang en vooralsnog voor de duur van het geding dat de door [B] in Museum Hotel B.V. gehouden aandelen met uitzondering van één aandeel met ingang van heden ten titel van beheer zijn overgedragen aan een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon;
bepaalt dat het salaris en de kosten van de bestuurder en de beheerder van aandelen ten laste komen van Museum Hotel B.V. en bepaalt dat Museum Hotel B.V. voor de betaling daarvan ten genoegen van de bestuurder en de beheerder zekerheid dient te stellen vóór de aanvang van diens werkzaamheden;
veroordeelt [C] en [B] hoofdelijk in de kosten van het geding tot op heden aan de zijde van [A] begroot op € 3.948.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.M.L. Broekhuijsen-Molenaar, voorzitter, mr. M.M.M. Tillema en mr. A.J. Wolfs, raadsheren, prof. dr. mr. F. van der Wel RA en mr. D.E.M. Aleman MBA, raden, in tegenwoordigheid van mr. S.M. Govers, griffier, en uitgesproken door mr. A.J. Wolfs ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 26 september 2018.