Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
,
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
Primairvordert hij een verklaring voor recht dat hem over zijn volledige diensttijd een eindloonregeling is toegezegd, met veroordeling van KNS een aanvullende koopsom te storten zoals nader omschreven bij memorie van grieven onder 160.
Subsidiairvordert hij een verklaring voor recht dat hem over zijn volledige diensttijd een streefregeling is toegezegd waarvoor een jaarlijkse affinancieringsverplichting op grond van de op dat moment geldende marktrente geldt, zodat op pensioendatum tegen de op dat moment geldende marktrente afgefinancierd had moeten worden, met veroordeling van KNS tot storting van een dienovereenkomstig te berekenen aanvullende koopsom.
Meer subsidiairvordert hij een verklaring voor recht dat hem over zijn volledige diensttijd een streefregeling is toegezegd waarvoor een jaarlijkse affinancieringsverplichting geldt tegen de op dat moment geldende marktrente zodat op ontslagdatum tegen de dan geldende marktrente afgefinancierd had moeten worden/zijn, met veroordeling van KNS tot storting van een dienovereenkomstig te berekenen aanvullende koopsom.
Meer meer subsidiairvordert [appellant] een verklaring voor recht dat door KNS over zijn volledige diensttijd een streefregeling is toegezegd “waarvoor op ontslagdatum een affinancieringsverplichting op grond van de op het moment van een over de periode 2009-2013 gemiddelde marktrechte geldt”, met veroordeling van KNS tot storting van een dienovereenkomstig te berekenen aanvullende koopsom.
Meer meer meer subsidiairvordert hij dat het hof een in goede justitie te bepalen vergoeding zal vaststellen waardoor hij in de positie wordt gebracht als ware de overeengekomen streefregeling op juiste wijze door KNS nagekomen.
Daarnaastvordert [appellant] , kort gezegd, veroordeling van KNS om op haar kosten aan een verzekeraar opdracht te verstrekken de vermelde aanvullende koopsommen te berekenen, over te gaan tot storting van de berekende koopsom (op straffe van verbeurte van een dwangsom) en uitbetaling van het verschil tussen de aan [appellant] toekomende pensioenuitkeringen en de reeds uitgekeerde pensioenuitkeringen, met wettelijke rente. Ten slotte vordert [appellant] betaling van buitengerechtelijke incassokosten.
beoogdpensioen met de daaraan inherente onzekerheid of het pensioenresultaat gelijk zou zijn aan een eindloonpensioen. Ook naar het oordeel van het hof speelt bij de uitleg een rol dat [appellant] de pensioenovereenkomst 1988 zowel als werkgever (AKN) als voor zichzelf als werknemer heeft ondertekend, zodat hij moet worden geacht deze strekking ervan te hebben onderkend. Tegen de achtergrond van het voorgaande komt onvoldoende betekenis toe aan de omstandigheid dat de tot 1 januari 1988 voor [appellant] geldende pensioenregeling een gegarandeerde eindloonregeling inhield en dat destijds een collectieve pensioenregeling bestond met gegarandeerde aanspraken gebaseerd op een eindloonregeling. Daarbij komt dat uit niets volgt - de stellingen van [appellant] houden dienaangaande ook niets in - dat ten tijde van de totstandkoming van de pensioenovereenkomst 1988 aanleiding bestond ervan uit te gaan dat het te zijner tijd overeenkomstig deze overeenkomst te realiseren pensioen ten achter zou blijven bij het beoogde pensioen.
aiming forthe following pension benefits for one individual” (cursief hof). In de brief van PriceWaterhouseCoopers van 20 april 2010 leest het hof niets dat steun biedt aan het betoog van [appellant] . Dat daarin wordt gesproken over affinanciering van tijdsevenredig opgebouwd pensioen levert geen argument op ten voordele van [appellant] in de onderhavige discussie, zoals ook volgt uit de eigen stellingen van [appellant] (zie eveneens memorie van grieven onder 89). Dat in een e-mail van [X] (financieel directeur van KNS) van 6 januari 2013 is gesproken van een “pension scheme based on final pay” draagt om de hiervoor vermelde reden niet bij aan het standpunt van [appellant] . Ook de door [appellant] als producties 29 en 30 overgelegde correspondentie en offertes van NN van 2010 t/m 2012 leveren onvoldoende aanknopingspunt op voor de door hem verdedigde uitleg van de tussen partijen overeengekomen pensioenregeling. Dat, zoals [appellant] stelt, KNS daarin nimmer heeft aangegeven dat hij geen eindloonregeling zou hebben of dat de uitgangspunten van de offertes onjuist zouden zijn, is daartoe onvoldoende. Ten slotte kan uit de stellingen van [appellant] omtrent het gestelde misbruik dan wel gebruik door KNS van zijn wens in 2013 met vervroegd pensioen te gaan niets worden afgeleid dat voor de beoordeling van het onderhavige geschilpunt van belang kan zijn.