ECLI:NL:GHAMS:2018:3339

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 juli 2018
Publicatiedatum
19 september 2018
Zaaknummer
23-003040-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep in jeugdstrafrechtzaak betreffende diefstal door minderjarige

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, een veertienjarige jongen, was beschuldigd van diefstal van een geldbedrag van tien euro van een leeftijdsgenote. De diefstal vond plaats op 27 januari 2014 te Amsterdam. De verdachte heeft het geldbedrag pas teruggegeven nadat de politie was ingeschakeld. Sinds de diefstal zijn er meer dan vier jaar verstreken. De kinderrechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een werkstraf van 60 uur, waarvan 30 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en een meldplicht als bijzondere voorwaarde.

In hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verklaringen van de verdachte en zijn raadsman in overweging genomen. Het hof heeft vastgesteld dat de tenlastelegging niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, met name de impliciet primair ten laste gelegde diefstal met geweld. De verdachte werd vrijgesproken van deze beschuldiging. Het hof achtte echter wel bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, de diefstal van tien euro, had gepleegd.

Het hof oordeelde dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsloten. Echter, gezien de lange tijd die verstreken was sinds het feit, de jonge leeftijd van de verdachte ten tijde van de diefstal, en de positieve ontwikkelingen in zijn leven, besloot het hof geen straf of maatregel op te leggen. De vordering van de benadeelde partij werd afgewezen, omdat niet was aangetoond dat de gestelde schade door het handelen van de verdachte was veroorzaakt. Het hof vernietigde het vonnis van de kinderrechter en sprak de verdachte vrij van de impliciet primair ten laste gelegde feiten, terwijl het bewezen verklaarde als strafbaar werd gekwalificeerd zonder oplegging van straf of maatregel.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003040-17
datum uitspraak: 12 juli 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam van 9 februari 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13-684062-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1999,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 28 juni 2018.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 januari 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, op of aan de openbare weg Zilverberg, in elk hgeval op of aan een openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 236,50 euro en/of 10 euro, in elk geval een of meer geldbedrag(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s)
naar voornoemde [slachtoffer 1] is/zijn toegelopen en/of toe gegaan en/of
- op de rug van voornoemde [slachtoffer 1] is/zijn gesprongen en/of
- ( vervolgens) zijn/hun hand(en) (met kracht) voor de ogen van voornoemde [slachtoffer 1] heeft/hebben geslagen en/of (met kracht) op/tegen de ogen van voornoemde [slachtoffer 1] heeft/hebben gedrukt en/of
- ( met kracht) aan de (boodschappen)tas van voornoemde [slachtoffer 1] heeft/hebben gerukt en/of getrokken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Partiële vrijspraak

Gelet op de inhoud van het dossier en hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep door de verdachte is verklaard, in onderling verband en samenhang bezien, heeft het hof niet met een voor de bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid kunnen vaststellen dat de verdachte de impliciet primair ten laste gelegde diefstal met geweld heeft begaan. Naar het oordeel van het hof is om deze reden niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte impliciet primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het impliciet subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 27 januari 2014 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 10 euro, toebehorende aan [slachtoffer 1] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht

Vonnis van de kinderrechter en standpunten van de partijen
De kinderrechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een werkstraf van 60 uur, waarvan 30 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren met als bijzondere voorwaarde een meldplicht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte schuldig zal worden verklaard zonder oplegging van straf of maatregel.
De raadsman heeft eveneens verzocht dat de verdachte schuldig zal worden verklaard zonder oplegging van straf of maatregel.
Oordeel van het hof
De verdachte heeft als veertienjarige tien euro gestolen van een leeftijdsgenote. Hij heeft het geldbedrag pas teruggegeven nadat de politie was gearriveerd. Dergelijke diefstallen kunnen hinder en overlast veroorzaken.
Sinds de gepleegde diefstal is meer dan vier jaar verstreken, wat zeker gelet op de leeftijd van de verdachte een zeer lange periode is. Ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte, hoewel hij zich het ten laste gelegde feit niet meer goed kan herinneren, het kwalijke inziet van zijn handelen.
Uit een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 19 juni 2018 blijkt dat er in het verleden veel zorgen waren over de verdachte, die in zijn jeugd weinig tot geen steun kreeg van zijn ouders. Tegenwoordig gaat het echter veel beter met de verdachte. Hij verblijft sinds enkele maanden bij een opvang voor dak- en thuisloze jongeren. Er is sindsdien veel voor hem geregeld, waaronder het project Turn-Over, waarbij wordt toegewerkt naar uitstroom richting onderwijs en werk. De verdachte houdt zich goed aan alle afspraken, werkt mee en is goed aanspreekbaar op zijn gedrag. De verdachte heeft geen politiecontacten meer gehad, hetgeen steun vindt in het de verdachte betreffend Uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 5 juni 2018. De Raad adviseert aan de verdachte geen straf of maatregel op te leggen.
Op grond van het voorgaande moet ook overigens worden aangenomen dat met oplegging van een sanctie aan de verdachte in de onderhavige zaak geen enkel strafrechtelijk doel is gediend. Het hof acht het dan ook raadzaam te bepalen dat geen straf of maatregel wordt opgelegd.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 210,00. De kinderrechter heeft verzuimd een beslissing te nemen op de vordering.
Met de advocaat-generaal en de raadsman is het hof van oordeel dat niet is gebleken dat de gestelde schade is veroorzaakt door het bewezen verklaarde handelen van de verdachte. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het impliciet primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het impliciet subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.R.A. Meerbeek, mr. A.M. Kengen en mr. F.G. Hijink en in tegenwoordigheid van mr. A.N. Biersteker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 12 juli 2018.
Mr. F.G. Hijink en mr. N.R.A. Meerbeek zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[… 1]
.